61 Potgieter heeft grote invloed op het hele literaire leven van de negentiende eeuw gehad. Hij heeft het peil van de kritische tijdschriften in Nederland enorm opgeschroefd. Met hem als inspirator konden kritische geesten als Bakhuizen en Busken Huet uit de verf komen. Door zijn hoge eisen heeft hij er zeker toe bijgedragen dat de letterkunde uit de al te amateuristische sfeer kwam en dat de belangstelling voor literatuur ook in wetenschappelijke kringen ging groeien. In De Gids was steeds plaats voor grondige literair-historische studies. Zelf heeft Potgieter geen wijd verbreide lezerskring gehad. Daarvoor is zijn werk te hermetisch en te intellectualistisch. Alleen de Liedekens van Bontekoe werden geapprecieerd door een wat breder publiek. Potgieter en Heiloo Vergaderingen van De Gids rond 1840 moeten heel genoeglijk zijn geweest. De conversatie was geestig en spiritueel en Potgieter voerde de nog steeds bestaande traditie van de Gids-dineetjes in, waarvan hij de kosten zelf droeg. Behalve de redacteuren werden ook geregeld medewerkers uitgenodigd. Hasebroek kwam er af en toe en Toussaint liet er zich introduceren, waarna J.P. Heije een flirt met haar begon. De overige literaire contacten die Potgieter als voornaamste redac teur van De Gids en Tesselschade moest onderhouden, gingen meest schriftelijk. Hasebroek hoorde bij de mensen die hij al voor de oprichting uitnodigde tot medewerking aan De Gids, en Hasebroek zegde toe, onwetend dat Potgieter achter de Gfds-uitnodiging zat. Potgieter hield zijn privé- en zijn Gids-corres- pondentie behalve voor intieme vrienden strikt gescheiden en had zelfs om zich niet te verraden met zijn karakteristiek onleesbaar handschrift een copiist in dienst. Zonder enige andere aanleiding dan zijn "hoge ingenomenheid met uwen letterkundigen arbeid" stuurde Hasebroek Potgieter ongeveer in dezelfde tijd een exemplaar van zijn eerste dichtbundel toe. Hij schreef in de begeleidende brief: "Zie ik toch wel, dagteekent zich van het oogenblik der geboorte van De Alusen het bestaan eener 'jonge letterkunde, die zich voorstelt met eerlijken ijver de bekrompen vooroordeelen en doodelijke slaapzucht onzer verouderde kunst- maecenen tegen te gaan. Indien de oorspronkelijkheid en verscheidenheid van uw vernuft u aan het hoofd zulk eener vereeniging plaatst, ik hoop dat mijne gering heid niet beletten zal, dat ik de laatste plaats onder de jeugdige Bondgenooten inneme."82 Potgieter vond dit alles maar frasen en schreef aan Beets: "Hase broek deed mij de eere zijnen bundel te zenden, zoo zeer het geschenk mij verheugde, zoo zeer brengt mij zijn brief in het naauw. 'Ik aan hoofd eener

Tijdschriften Regionaal Archief Alkmaar

Heylooer Cronyck | 1982 | | pagina 61