58 studie in plaats van fantasie, en Nederlandse stof in plaats van buitenlandse. Volgens Hasebroek leed Toussaint letterlijk onder het keurslijf waarin men haar tengere ledematen dwingen wilde. Na lezing van Het Huis Lauernesse moest hij echter toegeven dat haar talent meer druk verdroeg dan hij gedacht had. Toussaint kwam steeds meer onder invloed van de Amsterdamse kring. In 1841 recenseerde Potgieter in De Gids De Muzen-almanak, die dat jaar voor het eerst onder redactie van Beets stond, en in zijn recensie pakte hij zowel Beets als Hasebroek aan. Dit had de breuk tussen Heiloo en Amsterdam tot gevolg. In dezelfde tijd speelde een kwestie rond uitgever Otto, waarin Hasebroek Tous saint aanried christelijke geduldigheid te oefenen, terwijl Potgieter spijkers met koppen wilde slaan. Toussaint koos de zijde van Potgieter, maar leed diep onder de onenigheid die het voor haar moeilijk maakte zowel op de pastorie als in Amsterdam te blijven komen. In haar hart voelde ze wel meer voor de bewoners van de pastorie, en het is duidelijk dat ze verliefd was op Hasebroek, die daar niets van begreep en haar nervositeit alleen aan slechte huiselijke omstandig heden en harde kritieken toeschreef. Maar tegen Potgieter zag ze hoog op, en de onbeantwoorde liefde voor Hasebroek dreef haar in de armen van Bakhuizen met wie ze zich eind 1841 verloofde, tot grote verbazing van de literaire coterie. De "aangeklede zenuw", zoals Toussaint wel genoemd werd, moet met de lelijke, grote, morsige Bakhuizen een vreemd contrast gevormd hebben. Toussaint zelf vergeleek Bakhuizen met een van haar romanhelden van het type ruwe bolster- blanke pit, en zeker had Bakhuizen ook iets van het demonische van een Byronic Hero. Potgieter en Hasebroek maakten zich zorgen, zij vreesden beiden dat Bak huizen geen serieuze plannen met haar had, en zij kregen gelijk. Eind 1843 moest hi.i wegens buitensporig hoge schulden, waarschijnlijk bij gokspelen gemaakt, vluchten naar België. Veel vrienden en familieleden zagen hun gelijk bevestigd, wat het Toussaint in deze dagen extra moeilijk maakte. Beets schreef aan Hase broek: "Arme T.T.Haar Lauernesse is nu voor de 3de maal gedrukt, maar wat baat haer die eere. Hoe duur komt haer hare verblindheid te staan. Met een slag om haar hoogmoed! - Ik verneem dat zij hem echter nog niet bedankt heeft. Doch wie weet dat? - Ik heb niet kunnen nalaten haar dezer dagen een enkel woord te schrijven. - Mocht deze diepe ellende het middel eens zijn om haar voor den Heer te doen buigen, en haar aan zijne voeten te brengen. Zeker de weg zou hard, maar het eind zalig zijn. Schrijf gij haar toch ook, en Betsy; maar ik behoef dat niet te zeggen. - Misschien is zij nu vatbarer dan ooit om een zusterlijke toespraak."7 9 m

Tijdschriften Regionaal Archief Alkmaar

Heylooer Cronyck | 1982 | | pagina 58