Betsy te wekken in een breedvoerig opstel. Hasebroek publiceerde daarna het vers "Een gebroken luit", waarin hij Betsy vergelijkt met de Heilige Cecilia, die toen ze engelentonen had horen klinken, in verrukking haar eigen speeltuig verbrak.6 7 Betsy Hasebroek in Heiloo Vanuit een druk gezin in Leiden met veel beslommeringen, weinig geld en terugkerende ziektes, kwam Betsy Hasebroek terecht in de kleine pastorie waar haar huishoudelijke taak zo weinig omvatte, dat ze voldoende tijd overhield om de pen te hanteren. Onopvallend had ze zich de romantische denkbeelden toe geëigend en zonder deel te nemen aan de hoogdravende clubvorming der Leidse studenten, was ze goed thuis in het nieuwe idioom. Ze moet veel Franse en Engelse romantici gelezen hebben, en vooral geboeid zijn geweest door Byro- niaanse helden - of ze moet secuur geluisterd hebben als haar broer en zijn vrienden over literatuur spraken. Eenmaal op de pastorie kon ze zich uit de Leidse anonimiteit verheffen en het is zeker niet voor het minste deel aan haar te danken dat er zich een "kring van Heiloo" vormde. De blonde zuster van de dominee was charmant, vrouwelijk en even hartelijk en gastvrij als Hasebroek zelf. Vooral Potgieter en Kneppelhout waren erg op haar gesteld. Met Toussaint sloot zij een levenslange vriendschap, hoewel een tijdlang wat problematisch door de strubbelingen rond Toussaints verloving met Bakhuizen. Toussaint ge tuigde later dat zij nooit van iemand zo gehouden had als van Betsy. Zij was af en toe afgunstig op haar talent: "O dat ik zo schrijven kon", maar in later jaren irriteert het haar als Betsy haar ronduit schrijft dat haar bij het schrijven van De Bedevaartgangers, Het Huis Lauernesse levendig voor de geest stond en dat ze af en toe haar stijl had gecopieerd.6 8 Het spreekt vanzelf dat de twee schrijvende vrouwen steeds vergeleken wer den. Potgieter meende dat Betsy Hasebroek oorspronkelijker was. Beets, en met hem de Nijenburgfamilie, achtten Toussaint tot veel meer in staat, en dat stak Hasebroek: "Over 't algemeen hoort het tot de specialiteiten van Nijenburg Jufvr. Toussaint uitermate hoog en mijn zuster uitermate laag te plaatsen. Men is wel zoo lief van het werk der laatste 'lief' te vinden: het minste woord voor de andere is 'heerlijk'. Dit verwondert mij van de vrouwen minder, die ook hierin wel weer de papegaaien van B[eets] zijn zullen: maar van B[eets] kan ik mij niet begrijpen, dat hij geen het minste gevoel schijnt te hebben voor de waarheid en het gevoel, die mijn zuster op Jufvr. Toussaint vooruit heeft."69 52

Tijdschriften Regionaal Archief Alkmaar

Heylooer Cronyck | 1982 | | pagina 52