die dat genie ontmoet heeft, en terugkomt en roept: 'Ik heb hem gezien, ik heb hem gezien, een groot genie, zoo groot, zoo groot, o zoo groot! Zijn hoofd kwam het dak uit. Voorwaarts, vrienden, vooruit! verknetterd en verpletterd, al wie ons zacht bij den arm wil houden, en een vriendelijken raad geven! Vooruit, vrienden, marsch! onder den voet er mee! - Ik heb hem gespr...zien!"51 En Bakhuizen van den Brink schreef aan Beets: "God beware ons voor een Joannes den Dooper die het veld onzer letterkunde alleen en uitsluitend voor Vjictor] H[ugo] vlak maakt."5 2 Kneppelhout probeerde nogmaals literaire voet aan de grond te krijgen in Parijs in 1837. Hij stuurde twee artikelen naar de Revue dc Paris. Ze werden hem teruggestuurd met de mededeling dat ze afgewezen waren als zijnde "trop peu importants et écrit dans une style trop étrangér".5 3 Hoewel het hem grote moeite kostte, gooide Kneppelhout het roer om. Hij had al ervaring opgedaan met het schrijven van Nederlandse verhalen en recensies in Bijdragen tot Boeken- cn Menschenkennis. In korte tijd publiceerde hij nu drie boeken in het Neder lands: Wenken voor beoefenaars der uiterlijke welsprekendheid (1838), een handleiding voor zijn vrienden van de Rederijkerskamer die eerder in De Vriend des Vaderlands verschenen was, zijn Zwitserse reisimpressie In den vreemde (1840) en het werk dat hem definitief beroemd maakte: Studenten-typen (1841), in 1844 gevolgd door Studentenleven. Kneppelhout stapte met zijn beschrijvingen van de Leidse wereld in een rauw, tot dan ongekend realisme. In het jaar dat zijn laatste studentenschetsen versche nen, narn hij ook van zijn romantische jaren afstand in een opstel in De Gids ("Mijn zwarte tijd" 1844). Potgieter, die vóór Studententypen weinig zag in Kneppelhout, had hem begin 1842 uitgenodigd tot medewerking aan zijn blad. Kneppelhouts literaire produk- tie was echter klein en het duurde nog twee jaar voor hij bij De Gids debuteerde. In de loop der jaren verschenen wel geregeld opstellen en recensies van hem in tijdschriften en almanakken, naast boeken met reisbeschrijvingen, maar het lijkt wel of het realisme een aanslag op zijn verbeeldingskracht is geweest: echt puur fiktieve letterkunde heeft Kneppelhout bijna niet meer geschreven na de publika- tie van een verzamelbundel Verhalen in 1846. Aan het literaire leventje deed hij de rest van zijn leven nauwelijks meer mee. Zoals in zijn beginjaren keerde hij terug naar de literatuurliefhebberij pur sang. Zonder rekening te houden met enig publiek gaf hij uit voor eigen rekening in heel kleine oplagen en nam geen deel aan enige club of coterie. 45

Tijdschriften Regionaal Archief Alkmaar

Heylooer Cronyck | 1982 | | pagina 45