5. JOHANNES KNEPPELHOUT Korte levensschets 1814 geboren te Leiden 1818 vader overleden 1825 naar kostschool Noorthey te Voorschoten 1831 student rechten te Leiden 1832 eerste boekpublikatie: Mes Loisirs (in eigen beheer) 1834 eerste bezoek aan Parijs, bezoek aan Victor Hugo 1835 eerste tijdschriftpublikatie "Doodendienst" in Bijdragen tot Boeken- en Menschenkennis 1841 publikatie onder pseudoniem Klikspaan van Studenten-typen 1845 huwelijk met achternicht Ursula van Braam (het huwelijk bleef kinderloos) 1867 definitieve vestiging op "De Hemelsche Berg" in Oosterbeek, dat hij sinds 1847 bezat 1885 gestorven op 71-jarige leeftijd Literaire positie Kneppelhouts voorliefde voor de Franse letterkunde werd hem bij zijn op voeding meegegeven. Op de kostschool Noorthey stimuleerde directeur Petrus de Raadt hem om in het Frans te schrijven. Op 18-jarige leeftijd gaf hij op eigen kosten zijn debuut Mes Loisirs uit. De hyperromantische stukjes uit deze bundel, waarvan sommige al op Noorthey ontstonden, zijn geheel in het Frans ge schreven. Kncppelhout zal zich lange tijd vrijwel uitsluitend in deze taal blijven uitdrukken, met als doel: zich een plaats in de door hem zo geliefde Franse letterkunde te verwerven. Oktober 1834 reisde hij naar Parijs om "le prince de la critique" Jules Janin, en zijn lievelingsschrijver Victor Hugo op te zoeken. Janin liet hij enkele van zijn Franse uitgaafjes lezen. Deze gaf als commentaar dat hij dan wel geen direkte taalfouten in zijn werk ontdekt had, integendeel "une grande facilité du langage francais", maar "c'est toujours 1'ouvrage d'un étran- ger".50 Kneppelhout liet zich voorlopig nog niet afschrikken. Hij bundelde zijn dwe perige brieven uit Parijs onder de titel Fragments de correspondance (1835). Jacob Geel uitte zijdelings kritiek, verscholen in een beoordeling van werk van Beets: "Er zweeft steller dezes een flauwe omtrek voor den geest: bij voorbeeld, een jongeman, die naar eene wereldstad reist, om een groot genie te bezoeken, en 44

Tijdschriften Regionaal Archief Alkmaar

Heylooer Cronyck | 1982 | | pagina 44