hoeveelheid opium om een hepaald beloofd opstel af te maken. Hasebroek daar
entegen had juist moeite met het geregeld produceren van werk en moest aan
gemoedigd worden.
Hasebroek was een belangrijke cataliserende factor in de verhouding tussen
Beets en Potgieter. Beiden mochten elkaar niet erg en er waren geregeld klein
zielige irritaties (Beets ergerde zich aan de sigarenrook van Potgieter en Potgieter
vond het gênant dat Beets in het openbaar eau-de-cologne snoof, omdat, zoals
Beets uitlegde in een brief aan Potgieter, hij zulke gevoelige reukzenuwen had en
de meeste mensen vond stinken en er hoofdpijn van kreeg), maar om de goede
zaak van de nieuwe literatuur hadden ze elkaar nodig, hoever een aantal van hun
opvattingen ook uit elkaar lagen. Beets hield niet van de scherpe kritieken uit De
Gids (een recensie van hem voor De Gids werd dan ook afgekeurd op grond van
het feit dat hij te slap was), en Potgieter was geen liefhebber van Beets' zwarte
romantiek. Na een ontmoeting in Amsterdam, waarbij Beets Potgieter onver
draaglijk had gevonden, schreef Potgieter aan Beets: "we like us at a distance,
my Dear! (if you like me at all)."4 7 Hasebroek nam de taak op zich Potgieter bij
Beets te verschonen als deze harde recensies geschreven had over zijn werk, en bij
Potgieter wat begrip voor Beets te vragen, die er toch ook niets aan kon doen dat
hij op Nijenburg in een soort "ongezonde broeikast" van kritiekloze bewon
dering gekomen was.4 8 Tot ongeveer 1840 lukte het Hasebroek om Beets en
Potgieter bij elkaar te houden, daarna brak hij zelf met De Gids.
Tussen Hasebroek en Beets ontstond korte tijd enige verwijdering in verband
met de domineespost in Heiloo. Beets nam het Hasebroek kwalijk dat hij maar in
Heiloo bleef hangen en niet opschoof voor hem, maar vergat daarbij dat Hase
broek geen invloed kon uitoefenen op een beroeping elders.
Eenmaal in Heemstede verloor Beets in veel korter tijd eigenlijk dan Hase
broek de drang zich in te zetten voor literaire vernieuwingen. Zijn brieven wor
den snel minder snaaks en minder studentikoos, veel meer die van een huisvader
en overtuigd christelijk dominee. Gewin schreef aan Kneppelhout dat zowel
vriend Haas als Beets in een doodsslaap gesukkeld waren waaruit zij niet op te
wekken waren.4 9 In dat slaapje bleven de twee predikanten elkaar brieven en
gelegenheidsgedichten schrijven tot aan Ilasebroeks dood.
43