moeten wij onze warme gevoelens vaak het koude harnas der Sterkte aantrekken,
waarin zij beven en bibberen, en het lieve gelaat onzer zachtheid achter een
afzichtelijke Satyrs grins verbergen, opdat wij toch voord recht leelijk zouden
zijn!"43
Toen Cees van Foreest in de zomervakantie van 1836 zijn vriend Bcets mee
nam naar Nijenburg, kon hij niet bevroeden dat dit bezoek zulke vérstrekkende
gevolgen zou hebben. Er ontstond een heel warm contact tussen Foreests moe
der en de studievriend: brieven van haar in die tijd aan Beets zijn hartelijker en
vertrouwelijker dan die aan haar zoon.44 Na het eerste bezoek volgde spoedig
een tweede logeerpartij, nog in dezelfde zomervakantie, en ditmaal kreeg Beets
er de inspiratie om Guy dc Vlaming te schrijven, dat hij op zou dragen aan Cees
van Foreest. Hij identificeerde zich zo met Nijenburg, dat hij zijn eigen familie
ook een adellijke afkomst ging toedichten, en in een paar exemplaren van Guy
de Vlaming, speciaal voor vrienden gedrukt, nam hij hier enkele versregels over
op. In de kritiek werd hem dit vreselijk kwalijk genomen en het deed geen goed
aan de roep die hij had van toch al over het paard te zijn getild.
Beets begon erover te mijmeren de domineespost in Heiloo te ambiëren, maar
moeder Van Foreest vond dit een veel te nederige plaats voor het Leids genie.
Kort nadien kwam de beroeping van Hasebroek, en dat werd voor Beets een
reden te meer zich vaak naar Heiloo te begeven. Vrij spoedig verloofde hij zich
met Aleide van Foreest. Beets voelde zich thuis op het statige Nijenburg waar hij
op handen gedragen werd, was trots op zijn adellijke verloofde en trok zich meer
en meer uit de studentenwereld terug: "ziet gij, mijn wareld is hier; Nijenburg is
mijn wareld: mijne lieve Aleide, mijn groote aanstaande schoonmoeder. Ziedaar
voor wie ik leef, schrijf én denk. Voorts voor U en die U gelijken. Hoe weinigen
zijn zij? Bernard, Hasebroek, wie meer? - Mijn toekomst is de wijngaard des
Heeren."45 In 1838 nam hij plechtig afscheid van de Rederijkerskamer voor
uiterlijke welsprekendheid. Hij werd benoemd tot honorair lid en president Cees
van Foreest hield een roerende afscheidsrede waarin hij uitriep: "Adelaar waar
om verlaat gij uw jongen?"46 Hasebroek en Beets hebben veel invloed op
elkaar uitgeoefend in deze jaren. Anders dan bij Potgieter liep de beïnvloeding
niet via de correspondentie, maar in diepgaande gesprekken. Beets had een sti
mulerende rol bij de totstandkoming van het eerste Jonathanopstel. Waarschijn
lijk heeft Beets Hasebroek ook aan uitgever Bohn geholpen. Hasebroek gaf kri
tisch commentaar op Beets' werk, die in deze jaren heel makkelijk schreef, in
tegenstelling tot later tijd toen hij wel eens verzuchtte dat hij verlangde naar een
42