Hasebroek in Heiloo
Als oude man noemde Hasebroek de jaren op de pastorie in Heiloo de geluk
kigste van zijn leven. Inderdaad blijkt uit zijn eerste brieven uit die tijd hoe
plezierig de jonge dominee terecht was gekomen: "O, dat ge mij hier eens zaagt
in mijn lieve pastorij op mijn zalig dorpjen, ge zoudt mij de benijdenswaardigste
der 1400 Weieerwaardigheden noemen moeten! Zoudt ge 't gelooven dat ik,
zoover mijn herinnering strekt niet weet ene enkele der sentimenteele illusien
van vroeger klatergouden dagen alhier te hebben moeten opgeven.
Verbeeld u een lief net huisjen, achter het groen van drie lindeboomen weg
schuilende en door een grasperk, dat het speelveld der dorpsjeugd is, van den
grooten weg naar Alkmaar afgescheiden. Achter de overkant van de chaussée
verheft zich het kerkhof met zijn graauwe lijksteenen en draagt mijn wit, vrien
delijk, lachend kerkjen wiens heldere spits aan iederen hoek van dorp en bosch
boven de boomen uitsteekt [,..].De kleine vruchtbare hof die aan mijn woning
grenst heeft op 't Oosten liggende, genot van de eerste liefde der zon en deelt van
zijn licht aan mijn lief studeercelletjen mede, dat over een schoon landgezicht
het oog heeft op het NoordHollandsch kanaal, zoodat zich in 't verschiet het
kreupelhout en 'het mastbosch op de stroomen' vriendelijk dooreen mengen. Ge
vindt mij een weinig sentimenteel, nietwaar? Nu ge blijft mij nog altijd verplicht
dat ik u deze beschrijving niet in landelijke Alexandrijnen geve."35 Deze blij
moedige brief aan Potgieter wordt een beetje bijgesteld door een brief aan Beets,
waarin hij bekende eigenlijk té veel achter te hebben moeten laten in Leiden,
maar dat hij zich toch gelukkig voelde ondanks een groot gevoel van heim
wee.3 6
Het is een bof geweest dat Hasebroek niet meteen in een verre gemeente
beroepen werd. Heiloo lag niet zover van Leiden dat de oude vriendschaps
banden verloren gingen, en het toeval wilde dat Beets er zijn verloofde zou
vinden. Ook Toussaints nabijheid waarborgde een levendige literaire conversatie.
Daardoor bleef Hasebroek de eerste jaren in een literaire sfeer leven. Hoewel zijn
gemeente voorrang had wat de indeling van zijn werkzaamheden betrof, ging zijn
eigenlijke aandacht uit naar de letterkunde. Hij las veel, sprak veel over letter
kunde en schreef uitgebreide brieven met commentaren op de nieuwste boeken.
Die aan Potgieter zijn bewaard gebleven, die aan en van Leidse vrienden, behalve
Beets, niet. Aan Beets schreef hij in deze jaren niet zoveel: zij zagen elkaar
ongeveer wekelijks. Het is opmerkelijk te constateren dat Beets en Hasebroek,
die elkaar in het letterkundige altijd hoog ophemelden, elkaar als dominee veel
36