bestond en dat hij vreesde dat er niets van zou komen. Potgieter zag zich een
voornaam talent uit handen glippen en nam het besluit eindelijk eens in te gaan
op de smeekbeden van zijn vrienden om naar Heiloo te komen. 24 augustus 1837
verscheen hij daar, en nog geen twee weken later stuurde Hasebroek zijn eerste
prozastuk, "De Ilaarlemsche Courant", aan hem op met een brief op rozepapier
erbij: "Het papier bloost over de dwaasheid, waarvan het geleider en advocaat is.
Lieve Hemel! ik een stukjen schrijvende in proza in een almanak, waarvan Pot
gieter redacteur is! "3 3 Het stuk verscheen onder het pseudoniem Jonathan. Het
volgend jaar had Hasebroek weer een bijdrage voor Tessclschade, maar voor de
derde jaargang excuseerde hij zich: "zijt ge nu in een humeur om iets lelijks met
een lief gezicht aan te hooren: daar hebt gij den slag dan! Ik heb geen bijdrage
voor Tesselschade. Jonathan heeft er geen, en Mijnheer Hasebroek heeft er ook
geen." Het is zijn uitgever die hem opjaagt: "Onophoudelijk blaft hij als een
hond aan mijn ooren: 'Kopij!' en al weer 'kopij!' Nauwelijks gooi ik hem een
been toe, of knak! knak! het is vermalen, en hij bromt al weêr."34 Inmiddels
was wel zijn bundel Waarheid en droomen verschenen, waarin hij elf Jonathan
stukjes verzameld had. Al in hetzelfde jaar was een tweede druk nodig en tot
1902 verschenen er geregeld herdrukken, tien in totaal. Daarna is de bundel
nooit meer integraal uitgegeven.
In zijn vroege jaren werkte Hasebroek mee aan De Vriend des Vaderlands als
recensent, aan Tesselschade als Jonathan en aan De Gids met één gedicht, enkele
prozastukken en negen beoordelingen. Hasebroek was wel niet een van de voor
naamste kritische medewerkers van De Gids, en ook kreeg hij van de redactie
nogal onbelangrijke werken ter recensie aangeboden, maar zeker was hij niet een
der zachtzinnigste beoordelaars. Het tijdschrift kwam door zijn toedoen herhaal
delijk in moeilijkheden. Potgieter sloeg Ilasebroeks kritisch oordeel zeer hoog
aan en vroeg hem geregeld naar zijn mening over de inhoud van J)c Gids en
Tesselschade. Meningsverschillen op persoonlijk, literair en levensbeschouwelijk
gebied dreven Potgieter en Hasebroek uit elkaar. Al in 1839 stopte Hasebroek
zijn medewerking aan De Gids. In 1841 en 1842 werkte Hasebroek wel mee aan
het neutrale tijdschrift liet Leeskabinet. Na de Heiloo-tijd publiceerde hij niet
meer in tijdschriften met een enigszins aanstootgevend karakter. Allengs verloor
hij, die eens één van de beulen van De Gids was geweest, de belangstelling voor
het literaire leven. Hij bleef wel publiceren, maar na 1842 voornamelijk verta
lingen van godsdienstige werken, leerredenen, gelegenheidszangen en nog enkele
bundels poëzie, waarin bij zorgvuldige lezing een aantal verzen toch ook nu nog
indruk maakt.
35