ontzwavelaar was en maakte dit bedekt bekend door te beginnen met een motto van Van der Hoop en tegen het einde een dichtregel op te nemen met diens naam in kapitalen: "Gy zijt de slechtste VAN DEN HOOP'" 8 De strekking van Hofdijks gedicht is, dat de ontzwavelaar zelf te onbeduidend is om zijn vinger te mogen heffen. Hofdijks verdediging werd hem niet in dank afgenomen. Hasebroek schreef aan Potgieter: "Hofdijk maakt met zijn aanval een dwaas figuur."19 Op Hofdijks schendschrift volgde een brochure Aan den autheur der ontzwaveling van den Hippokreen-ontzwavelaar in proza waarin de grofheid van Hofdijk onderhanden genomen wordt. Een vat vol wierook zwengelt de onbekende dichter G.T. Mohrman toe aan Beets in zijn Nieskruid den Hippokreen-ontzwavelaar toegediend, uitgegeven te Groningen, ondertekend door G.T.M., Beminnaar der Fraaije Letteren. Mohrman geeft uitvoerig commentaar op de Hippokreen-Ontzwaveling, vindt toch veel moois onder de middelmatigen, en is werkelijk verontwaardigd over de hekeling van Beets, die hij beschouwt als het grootste nieuwe dichtgenie na Bilderdijk: "Wie in de verzen van BEETS geene waarachtige poëzij vindt, - behoeft ze bij andere Dichters niet te zoeken; 't is volstrekt onnoodig hem te verdedigen; zijne vertalingen naar BYRON, ais ook zijne oorspronkelijke Gedichten jdoen ons hem, in den verhevenen zin des woords als Dichter kennen."20 Elders: "BEETS is een gevoelvol Dichter; elke regel welke zijne pen ontvloeit, ademt eene ge louterde, kiesche en verhevene poëzij, vreemd van alles wat hedendaagsch is; zijne ziel, zijn geest en zijne denkkracht, - alles leeft voor, en is bezield door het waarachtig edele, schoone en goede."21 Mohrman schreef de llippokreen-Ontzwaveling toe aan J.J.A. Goeverneur: "'t is ergerlijk, zulke ellendige, armzalige verzen te lezen1en dat Nota Bene nog wel van een' man die, door zijne Poëzij met allerlei vreemde taal te doorspekken, toont geletterd te wezen; doch hij zal, toen hij dit schreef, (als gewoonlijk) een glaasje te veel hebben gebruikt."2 2 Er was inmiddels een tweede druk van de Hippokreen-Ontzwaveling ver schenen, waarin Hasebroek nog eens een extra beurt kreeg: waarschijnlijk omdat Hasebroek in een recensie in De Gids van een poëziebundel van Hecker, deze nogal "gehavend" had. In de Gfds-kringen wist men inmiddels wel wie de auteur was, maar wijselijk zweeg men over de hele affaire. Van der Hoop mocht dan inderdaad niet de schrijver van het beruchte schend- schrift zijn, en zelfs in een advertentie in het Handelsblad bekend maken dat hij 27

Tijdschriften Regionaal Archief Alkmaar

Heylooer Cronyck | 1982 | | pagina 27