Vaderlands.1 Hetzelfde jaar, op 10 augustus, vroeg Bakhuizen Beets verlof hem
in kennis te brengen met Aernout Drost, die een dag later naar Haarlem kwam en
er voor enkele dagen zijn intrek in een logement nam. Op 13 augustus schreef
Beets in zijn dagboek, dat Drost hem op een wandeling bekend had gemaakt
"met een door hem Drost] en Heye gevormd plan van uitgave van een nieuw
maandschrift, waarvan het 1ste Nommer reeds met 1 Sept. e.k. onder den titel
van 'de Muzen' het licht zal zien, en waarvoor hij mijne medewerking inroept.
'Wij hopen langs dezen weg iets hij te dragen tot verbetering van den Smaak en
de Kritiek in Nederland', zeide hij. Ik gaf mijn woord." Ook Heije kwam kort
daarna over naar Haarlem om Beets te leren kennen.8 Het was waarschijnlijk de
bedoeling van de Amsterdammers Beets niet alleen als voornaam medewerker,
maar ook als contactman in Leiden aan te trekken. Hij werd bijvoorbeeld ver
zocht van Hasebroek een gedicht los te praten. Potgieter leerde Beets pas per
soonlijk kennen in januari 1835 tijdens een bezoek van Beets aan Amsterdam.
"Ik had mij voorgesteld in hem te zullen zien een lang, mager, bleek mensch met
melancholieke gelaatstrekken en een droevig teeken van noodlot op zijn voor
hoofd. Hij was geheel anders, zijn gestalte was zeer gewoon. De uitdrukking van
zijn gelaat heel vroolijk. Zijn voorhoofd hoog en helder. Zijn oogen klaar en
altijd in beweging. Potgieter lacht veel. Al onze gesprekken liepen over kunst en
letteren, en vooral over liet onderwerp onzer gemeenschappelijke bemoeiing: de
Muzen."9
Toen Potgieter De Gids oprichtte, werden Beets en Hasebroek beiden uitge
nodigd als medewerker en beiden werden ijverige contribuanten in de eerste
jaren. Kneppelhout werd door Potgieter pas later gewaardeerd: hij had zich nog
niet duidelijk als Nederlands schrijver geprofileerd - hoewel Potgieter zijn proza
verhalen in Bijdragen tot Boeken- en Menschenkennis gekend moet hebben - en
waarschijnlijk sloeg Potgieter Kneppelhouts kritisch vermogen niet hoog aan. In
1841 beoordeelde Potgieter Kneppelhouts Studenten-typen gunstiger dan Beets'
Camera Obscura. Kneppelhout debuteerde in De Gids in 1844. Andere figuren
uit de Leidse kring hadden te incidenteel iets gepubliceerd om als medewerker
aangezocht te worden. Voor zijn almanak Tesselschade riep Potgieter ook weer
de hulp in van Beets en Hasebroek. Tesselschade is, ofschoon praktisch alle jonge
talenten van Nederland er aan meewerkten, echter niet meer te beschouwen als
een groepstijdschrift: de almanak was geheel alleen het werk van Potgieter die
zijn voorkeuren en zijn esthetische smaak daarin tot uiting liet komen.
21