il
eindredacteur Van der Chijs werkte belemmerend. Er werden plannen voor een
nieuw tijdschrift gesmeed: Europa zou het moeten lieten in de gedachten van
Drost, om het internationale karakter aan te geven. Uiteindelijk werd de naam
De Muzen, in 1834-1835 uitgegeven bij M. Westerman in Amsterdam en het eer
ste volwaardige kritische tijdschrift in Nederland. De redactie werd gevormd
door Heije, Drost en Potgieter, misschien was ook Bakhuizen lid (geheel duide
lijk is niet wie precies wat deed: de bijdragen zijn anoniem). Beets en genoemde
vier waren de voornaamste medewerkers, naast mensen als Van Lennep. Een lang
leven was het maandblad niet beschoren: er verschenen slechts zes nummers. De
ziekelijke Drost was nog voor het uitkomen van het vierde nummer bezweken
aan de tering. Vooral Potgieter en Heije kwamen het verlies van de begaafde
vriend moeilijk te boven. Na korte tijd nam Potgieter echter de boodschap van
de jonggestorvene over en stelde zich weer strijdbaar op in dienst van de letter
kunde. De functie van De Muzen werd nu versnipperd over enige tijdschriften:
De Vriend des Vaderlands mocht weer meedoen (Beets kreeg er veel invloed), de
Bijdragen tot Boeken- en Menschenkennis waar o.a. A. van der Hoop de redactie
voerde, gaf plaats aan jongeren en het Algemeen Letterlievend Maandschrift was
niet afkerig van vernieuwingen. Ook de redacteur van de Muzen-almanak, J. Im
merzeel, had steeds welwillend tegenover jong talent gestaan en menig dichter
debuteerde bij hem. Een echt jongerentijdschrift was er echter niet meer, tot een
uitgeversruzie Potgieter van pas kwam en hij bij Beyerinck in Amsterdam de kans
kreeg, samen met de vrij kleurloze P.E. Robidé van der Aa, de redactie van een
nieuw tijdschrift op zich te nemen. De titel werd De Gids, met als veelzeggende
ondertitel Nieuwe Vaderlandsche Letteroefeningen, zich hiermee duidelijk ke
rend tegen het gevestigde kritische orgaan. Robidés rol was niet groot, en hij
werd snel vervangen door Bakhuizen van den Brink. Tot eind 1843, het jaar
waarin Bakhuizen wegens buitensporige schulden, waarschijnlijk bij gok- en
kaartspelen gemaakt, moest vluchten naar België, voerden Potgieter en hij samen
dc redactie en zij wisten praktisch alle begaafde schrijvers van die tijd verzameld
te krijgen in De Gids. Zo schreven de zeven voornaamste Heiloo-gasten allen voor
De Gids, behalve Hofdijk en Betsy Hasebroek. De laatste werd door Potgieter
wel hoog gewaardeerd, maar van haar wist hij alleen voor zijn almanak Tessel-
schade twee bijdragen te krijgen.
De voornaamste vernieuwing van De Gids ligt op het gebied van de literaire
kritiek: onpartijdig, niet bekrompen chauvinistisch, niet op de schrijver gespeeld
maar op het werk zelf. Een orgaan waarin dat gerealiseerd werd had er na De Mu