Er heeft zich iets vergelijkbaars voorgedaan tussen 1830 en 1840. De feiten liggen zo: uit Frankrijk en Engeland drongen rond 1830 nieuwe kunstopvat tingen krachtig door in Nederland. De idee werd algemeen dat de kunstenaar een dieper inzicht in de werkelijkheid had en de mensen kon wijzen op de grote sa menhangen, dat kunst geen nabootsing van de natuur was maar een originele creatie van iets dat daarvoor niet bestaan had en dat de imaginatie voorwaarde was om in het wezen van de dingen door te dringen en de organisatie van de ver schijnselen in hun groot kosmisch verband te doorgronden. Eerder waren deze ideeën opgevangen door dichters als Bilderdijk, Da Costa en Kinker (de laatste werd rechtstreeks beïnvloed door de Duitse idealistische filosofie), die echter alle drie ondanks hun nieuwe romantische zienswijze op kunst, geen afstand deden van oude vormen en op de traditionele manier hun verzen presenteerden. Nieuwe wijn in oude zakken. Hun poëzie is vaak uitleggend: in plaats van te demon streren wat ware poëzie is, beschrijft zij in verzen wat dichtkunst moet zijn. liet problematiseren van kunst is op zich wel weer een internationaal verschijnsel in die tijd. Jongere dichters daarentegen begonnen ook de kunstgrepen die kenmer kend zijn voor de romantiek toe te passen: sterke contrasten, kleurige beschrij vingen, beelden waarin natuur en ziel eenzelfde stemming uitstralen, het tonen van grote emoties, gebruikmaking van het verleden en afschildering van buiten sporigheden en abnormaliteiten om tot helderder inzicht in de samenhang van de wereld te komen, loslaten van oude regels over versificatie en genrescheidingen. Buiten de genoemde drie groten bestond de literaire wereld in Nederland vóór 1830 voornamelijk uit een groot aantal liefhebber-rijmelaars die dichtbundel na dichtbundel lieten verschijnen. Talentvolste en geliefdste onder deze was de "volksdichter" Hendrik Tollens, die zeker enige mooie verzen in een lichtere, minder gezwollen toon en in eenvoudiger vormen dan Bilderdijk en de zijnen ge schreven heeft, maar clie zijn onderwerpen zó zocht in het huiselijke, klein- religieuze en moraliserende, dat de romantische jongeren zich speciaal tegen hem en zijn navolgers keerden. Het verzet begon vóór 1830 In Rotterdam, woonplaats van Tollens, verschenen enige literaire blaadjes rond 1828-1829 onder redactie of medewerking van A. van der Hoop, J.J.F. Wap, J. van Lennep en nog enkele anderen, waaronder E. Potgieter.3 Ano niem verschenen hierin aanvallen op de rijmende amateurs, op uitgevers die alles maar drukten en tijdschriftredacteuren zonder enig kritisch vermogen. J.W. Yntema, uitgever en redacteur van het lauwe tijdschrift Vaderlandsche Let- 15

Tijdschriften Regionaal Archief Alkmaar

Heylooer Cronyck | 1982 | | pagina 15