Als uw meer in zee zal stroomen, En aan 't sneeuwwitte strand, uit het niet, Dat IJmuiden5 te voorschijn zal komen, Daar de Helder reeds donker om ziet! Lieflijk Velzen! van u moet ik zingen, Met uw kerkje, verscholen in 't groen; Uiterst punt van de wandelingen. Die de Ilaarlemsclie schoolknaap mocht doen. Maar hij kwam niet tot u over Schoten, Hij kwam niet tot u door Zandpoort - Waar werd ooit langs een straatweg genoten, Wat het hart van een schoolknaap bekoort? Langs de Overveensche tuinen Door 't Bloemendaalsche bosch, Liep zijn pad over hobb'lige duinen, Begroeid met veerkrachtige mos. En de hoogste top werd bestegen. Welgemoed zat hij neder, en keek Op de bosschen, de heemden, de wegen Van de schoone, welvarende streek. Hier de Zomerzorgsche schommel; Daar het IJ in zijn glansrijke pracht; En daar achter, in neevlig gedommel, Amsterdam... Kon hij 't zien?... Ja, hij zag 't. Maar meer dan 't welvarende Heden, Voor zijn oog door geen nevel bewolkt, Trok de bouwval hem aan van 't Verleden, Door zijn stoute verbeelding bevolkt. 't Oud kasteel, dat, in roemrijke dagen Met zoo menigen toren gekroond, Brederode! uw banier had gedragen En uw schildleeuw den volke vertoond. 132

Tijdschriften Regionaal Archief Alkmaar

Heylooer Cronyck | 1982 | | pagina 132