129
Dat is de put van 't klein Heiloo,
In Kenmerland beroemd;
Die 't wonder looft ontdekk' zijn hoofd
Fin strooi hem met gebloemt.
Uit: Gedichten. Dl. 2. Leiden, 1878.
IN DK DILIGENCE
In den ouden bolderwagen,
Die van Alkmaar op Haarlem rijdt,
In den wagen van van der Hagen,
Gebruik ik voortreflijk mijn tijd.
Ik denk van Heiloo tot Limmen -
Ja somtijds denk ik er om
Tot waar ik het haantje zie glimmen,
Op den toren van Castricom -
Ik denk aan die dagen en weken,
In de jaren van jonkheid en min,
Die ik met u in deze streken
Heb gesleten, mijn lieve vriendin!
Ik denk aan die wandelingen,
Waarop wij, hand aan hand,
Door het bosch en het korenveld gingen,
Onder praat naar ons beste verstand.
Wij zaten terneer op een dijkje1
Van viooltjes en klokjes omtuild,
En genoten van het vreedzame kijkje
Naar het duin, waar zich Egmond verschuilt.
't Groote licht was gedaald, of op 't tipje.
Ons oog zag het na met ontzag....
Nog een strookjen, een streepjen, een stipje....
En voorbij was de heerlijke dag.