116 HET PUTJE VAN HEILO David kreeg lust, en zeide: Wie zal mij water te drinken geven uit Bethle- hems bornput, die onder de poort is? Samuel XXIII, 15. "Wie geeft me uit den bornput te drinken, Die opwelt in Bethlehems poort?" Zoo klonk eens de klaagstem van David, En werd door zijn Helden gehoord. Een trits trok van 't slagveld ter poorte Van Bethlehem heen, door den nacht, En heeft aan den koning het water Uit Bethlehems bornput gebracht. Maar David, hij schroomde te drinken: Was 't niet als de prijs van hun bloed? Ook had hij door d'aanblik des waters Zijn lust reeds ten halve geboet. O David! die roepstem uws harten, Hoe wél heeft mijn hart haar verstaan! Hoe geeft het de weemoedsklacht weder, Zoo roerend uw lippen ontgaan! - "Wie geeft me uit den bornput te drinken, Die vloeit naast de kerk van Heilo?" - Vraagt gij, wien ge aldus hier hoort spreken? De stem van mijn heimwee roept zóó. Ja, bornput van Heilo, verschijn mij! Vergoed me uw gemis met uw beeld! Ook u in verbeelding te aanschouwen!.... O hoe reeds dat denkbeeld mij streelt! Is 't wonder? Die needrige bornput, Hij was mij toch eens als een bron, Wier water mijn hof in uw Eden, O Heilo! bewateren kon.

Tijdschriften Regionaal Archief Alkmaar

Heylooer Cronyck | 1982 | | pagina 116