Toch is 't niet zonder grond geschied, Ja, zelfs door 't feit geboden: Want langs de laan, die gij daar ziet, Voert Heilo al zijn dooden. En ziet ge dieper.... laat het gaan!.... 'k Mocht eens Parijs bezoeken, En 't gansch doorwandlen af en aan, Ook in zijn donkre hoeken. Zoo zag ik 't Kerkhof1: 't pad daarheen - Een Doodenstad kon 't heeten: All' lijkkrans - grafzuil - kerkhofsteen - Een lange zwarte keten! Daar heerschte ook buiten 't graf de Dood, En wierp zijn schaauw naar voren, Als moest die gansche streek, hoe groot, Alleen den Dood behooren. Neen, beter dan mijn Doodenlaan In Heilo's groene dreven: Daar gaat het leven 't graf vooraan, En na het graf volgt leven. En zingt de nachtegaal in 't hout, Hij komt de hope wekken: "Nu hier, maar groent Sint-Jan in 't woud, Naar ginder! wij vertrekken!" Uit: Winterbloemen. Amsterdam, 1879. 1. Van Père La Chaise.

Tijdschriften Regionaal Archief Alkmaar

Heylooer Cronyck | 1982 | | pagina 115