Jan Jansz Joncker
stedelijke politie, terwijl voor de buitengewesten een plattelands-
politie/veldwachter werd ingesteld. De veldwachter had tot taak het
onroerend goed en de gewassen op het veld te beschermen. Veld
wachter was een slecht betaald beroep, daarom hadden vele veld
wachters een bijbaantje.
Het korps veldwachters werd in 1941 opgeheven. In 1943 trad de
Verordening Organisatie Politie in werking en kwam de Staatspolitie
tot stand. In november 1945 werd een nieuw politiebesluit van kracht.
Dit bepaalde dat er afzonderlijke korpsen Ri jks- en Gemeentepolitie
zouden bestaan. Dit bleef zo tot in 1989 de integratie van beide korp
sen tot stand kwam en plaats maakte voor Regionale Korpsen.
In vroeger jaren werden bovenstaande beroepen in Akersloot door
één persoon verricht. Het loon van deze persoon werd door de ge
meente betaald.
De naam van de eerste bode die genoemd wordt is:
Op 21 november 1670 staat geschreven: vandaag is tot schutter en
roeper aangenomen Jan Jansz Joncker. Hij is op 25 oktober 1.1. al
begonnen. Hij zal 12.-.-. per halfjaar verdienen. Hij moet alle bood
schappen en roepingen doen; zowel van de verponding (belasting)
als andere zaken die het dorp aangaan en in het dorp voorvallen. Hij
moet als de beste schutten. (Schutten is het loslopende vee van de
wegen verwijderen en in een daartoe bestemd hok opsluiten). De
bekeuringen die hij daaromtrent doet, zal hij genieten volgens de
Bueren ceuren
In 1672 braken er drukke tijden aan voor de bode. De Republiek
was in oorlog met Engeland, Frankrijk, Munster en Keulen.
Jan Jansz kreeg in dat jaar assistentie van Harmanus Jacobsz, die
voor verrichte werkzaamheden een rekening indiende bij de regen
ten van Akersloot ten bedrage van 137.02.-.
Harmanus Jacobsz beschrijft op deze rekening de taken die hij ver
richt heeft, onder andere: "twee dage kruijt en loot omgebracht tot
Akersloot en overwater (De Woude), daegs een gulden vijfstuijvers.
ses tochte bekent gemaekt dat se na de Helder moste trecken met
kruijt en loot. De eerste tocht met Jan Boetde tweede met Corn.
Geurtsz, de darde met Kees Boet, de vierde weder met Jan Boet, de
vijfde met Corn. Bankerse, de seste met Gerrit Dam.
Ook hiervoor ontving hij per dag een gulden en vijf stuivers.2