De voorstelling bij den Raad aangenomen zijnde, werden Armenvoogden opgeroepen tot het doen der rekening.
Welke rekening is gehoord en goedgekeurd waaruit is gebleken dat een verandering in het bestuur nodig was
teneinde de uitgaven welke ieder jaar den ontvang te boven gaan, door enige bezuinigingen te verminderen.
De Schout bragt rapport uit;
Verzorging der Armen.
Dat het hem geschiktst was voorgekomen de noodlijdende welke onderstand begeerde of nodig hadden zoo veel
mogelijk in één huis bij elkander te doen en door het bewerken van eenige akkers land, hier in hunne eigen
behoeften te laten voorzien.
Dat hij, Schout, hiertoe een Huis aan hem in Eigendom behorende, ten gebruike wilde afstaan, terwijl men de
meest geschikste akkers van den Landen aan den Armen behorende tot bebouwing zoo met vlas als levensbehoeften
konde uitkiezen.
Na welke voordragt, door den Raad is goedgevonden het voorstel van den Schout te approberen en Zijn aanbod
wegens het Huis aan te nemen.
Dienvolgens is besloten;
Dat van nu aan geen enkele personen en kinderen eenige onderstand zullen genieten, maar verpligt zullen zijn
om zich in gezegd Huis te begeven tot zoo lang zij bekwaam zullen zijn voor zich zeiven te zorgen.
Dat men door het verschaffen van vlaswerk of landarbeid zoveel mogelijk de behoeftigen huisgezinnen zal
ondersteunen ten einde van bedelingen bevrijd te zijn,
Dat het Bestuur in het gezegde Huis zal worden opgedragen aan een Man en Vrouw welke voor de goede Orden
en het goed bestuur der overige Inwoners verantwoordelijk zullen zijn.
Dat tot het buitenbestuur en toevoorzigt alsmede tot de administratie zullen zijn zes personen; om tevens op de
differente (verschillende) gehugten dezer plaats een nauwkeurig toezigt te houden over het werk dat door de
behoeftigen in hunnen nabijheid zal worden verrigt.
Dat tot dat einde worden benoemd;
Cornelis Cleef President
Cornelis Meijne en Jan Blokker, Administrateuren
C.M. Admiraal, Jan Schoorl en Jan Sinnige, Medeleden
en dat bij uitsluiting het penningmeesterschap aan Cornelis Meijne blijft opgedragen.
36