Ook het Provinciaal Bestuur heeft geconstateerd dat reeds veel objecten verdwenen zijn ten gevolge van
modernisering en dat het de hoogste tijd is om de nog bestaande objecten zoveel mogelijk te behoeden voor
sloop en verval. Zoveel mogelijk betekent dus niet alles. Er is een selectie gemaakt uit de 170 onderzochte
objecten, die een representatieve afspiegeling vormt van de waterstaatkundige ontwikkeling in Noord-Holland.
Deze selectie omvat 41 objecten waarvan de bouwkundige en technische gegevens zijn vastgelegd in een rapport
aan de Statencommissie voor de Monumentenzorg, die uiteindelijk beslist over plaatsing op de Provinciale
Monumentenlijst.
Veel objecten komen niet meer voor bescherming in aanmerking omdat zij te veel zijn gemoderniseerd of in
hun herkenbaarheid zijn aangetast. Het gemaal te Akersloot is echter wel in de selectie opgenomen ondanks
het feit dat het ook niet meer in zijn oorspronkelijke vorm bewaard is gebleven, maar de veranderingen die
zijn aangebracht worden nu beschouwd als een historisch overblijfsel van de technische ontwikkeling in de jaren
1860-1936. In die periode zijn veel gemalen ontstoomd, d.w.z. de stoommachine is vervangen door een gasmotor,
oliemotor of electrische motor. Dit is ook in Akersloot gebeurd maar op een zodanige wijze dat de hele
aandrijving een uniek geheel is geworden; maar daarover straks meer.
In eerste instantie werd aan het gebouw alleen maar een beschermende funktie voor de daarin geplaatste
apparatuur toebedacht. Het gebouw moest degelijk zijn en niet te duur. Veel gemalen zijn ontworpen door het
Amsterdamse ingenieursbureau W.C. K. de Wit. Dit is niet het geval met het gemaal te Akersloot. De
ontwerper is zelfs niet meer te achterhalen maar wel de aannemers. Dit waren Reyer Klaas Koppe uit West-
Graftdijk en Guurtje Spaans, weduwe van Dirk Krom uit Akersloot.
Het gemaal werd gebouwd op de plaats waar de Zuidermolen stond. Deze brandde in 1889 af. Om de
bouwkosten van het gemaal te drukken werden de waterlopen, de vijzelkom en de houten vijzel van de
windmolen gebruikt. In 1882 is de houten vijzel vervangen door een gietijzeren vijzel, die nu nog steeds dienst
doet. Dit is een bijzonder exemplaar. De onderdelen zijn niet aan elkaar gelast maar geklonken.
De vijzel is ondergebracht in een aparte aanbouw en wordt aangedreven door twee haaks op elkaar staande
tandwielen waarvan één exemplaar voorzien is van azijnhouten tanden. Dit soort tandwielen komt nog
sporadisch voor en heeft daardoor een grote zeldzaamheidswaarde.
35