De kZopjeA mochten., meeAtat op aannaden of. met goedkeuning van hun
jiehehendenAvoon één jaan de peM.AoonhLJ.ke getofte van juevenheid
en gekoonjaamkeid, voo>i kun jieZbeAtuunden of btechtvaden, doen. Na
dat jaan wanen je vnij om kun geZofte te vennteuwen of b. v. in het
huwettjk te tneden. Zij hadden wet een Aoont ZevenAnegeZ maan. peen
kZooAteAA.eg.etA, want ah ghngen je Aoms.i met één of meen geeAteZJjke
dochten-a Aamenwonen, kZooAteM.ZJjn.gen wanen je nhet. Zij gaven kate-
cktAmuA, ondenwijA aan kindenen en naalheA aan metAjen, je ven.jong
den de koAtenij en panamenten ZZtungiAcke kenkgewaden Ze wanen
de kenn van godAcbienAtZge bnoedenAAchappen en genootAchappen ook
vonmden jij het jangkoon. loon joven nodig voonjagen jij, doon Apin
nen, naaien en andene vnouweiZjke bejigkeden, in hun eigen ZevenA-
ondenkoud. Ze dnoegen de eenvoudige ktedendnacht den voZkAvnouwen.
De je dnacht wan in die dagen nog niet aan wiAAetende mode ondendevig.
Het wend Zaten toch nog een apxmte dnacht, want toen de mode wet ven-
andende bZeven jij deje dnacht tnouw. Zn die moeiZijke tijden wanen
je de pnieAtenA tot gnote Ateun, ook SteniuA kon daandoon jo knacht-
dadig wenken. Hij wekte vaak de gnarriAckap op van andenAdenkenden, dooi
jijn ijven jieZen te winnen in de gnote gnoep van ZoAgenZagen mennen. Zn
1653 venmaakte hij, clZa paAtoon den Atatie, jijn boedeZ aan jijn opvoZ-
penA. Dit moe Aten. geen patenA maan wenehdAkenen jijn. én waA n. Z.
wnijving ontAtaan tuAAen de weneZu-kenen AecuZienenl en de onde geen-
tehijken neguhienen)
SteniuA wend ouden en begon te jongen voon jijn
ZaatAte dagen. Hij wihde in AkenAtoot begnaven wonden en kocht ket
gnaf van fjacob DieZofAe. Ook jijn junten jou een gnaf knijpen en de
oude genefonmeende buunt ,deje gnafAteneji Zn.ggen nog en de kenk.
Zijn moeden woa hem aZ voongegaan. Zijn juAten 1nijntje wend tot jijn
enige enfgenaam benoemd, op kaan naam kwamen de Achuunkenk en ket wenf-
je te Ataan. Hij Ackonk getd aan ket Aeminamie fuZchenia en een deeh