zou gaan behartigen. Hij deed zijn noviciaat op het eiland Wight, waar de Franse Benedictijnen een toevluchtsoord hadden gevonden. In 1907 kwam frater Schutte naar de nieuwe St. Paul priorij in Oosterhout. Daar legde hij in 1908 zijn kloostergelofte af. In Oosterhout was hij een uitstekende gids en tolk voor de Franse Benedictijnen en met name voor de prior Dom De Puniet. Toen zij daar uit de krant vernamen dat Bernard de Bont was overleden, liet de prior contact leggen met Mevr. De Bont. Dom Schutte was, als secretaris van de Sint Adelbertstichting, nauw betrokken bij de uiteindelijke koop van het terrein en de verdere gang van zaken, die hierna wordt beschreven. Hij kwam met de eerste groep Benedictijnen naar Egmond en is daar in 1948 overleden. De pogingen tot herbouw 1903-1909 In 1903 leek er enig schot te komen in de realisatie van de grote wens van Willibrord van Heteren. Door het overlijden van de eigenaresse van de grond, de weduwe Apeldoorn-Swart kreeg Bernard de Bont de gelegenheid het gehele abdijterrein te kopen. Hij ging er zelfs opgravingen doen en vond sporen van de graven van Holland in de vorm van geraamten van een man, vrouw en kind. Na korte tijd stopte hij echter weer met de opgravingen vanwege de kosten. Mogelijk speelde ook een rol dat hij het advies ontving van zijn vriend Jan Brom en Prof. Gallee om niet zelf daarmee door te gaan, maar gebruik te maken van de door de professor aangeboden deskundige Dr. Vollgraff. In 1904 benaderde De Bont Dom Hildebrandt de Hemptinne, abt van het Benedictijner klooster in Maredsous te België en tevens eerste abt primaat van de Benedictijner Orde. Hij was het aanspreekpunt voor een te bouwen abdij in Egmond. Deze nam op zijn beurt contact op met Bisschop Callier van Haarlem, die zijn toestemming voor de bouw echter niet wilde verlenen. Hij vreesde dat herstel van de abdij jaloezie zou kunnen oproepen in een voornamelijk protestantse omgeving, hetgeen schadelijk zou kunnen zijn voor de katholieke zaak. Daarnaast speelde in de afwijzing door de bisschop mee dat de pastoor van de Egmonden parochianen 'luydenzou kwijtraken aan de Benedictijnen. In 1905 publiceerde De Bont het eerder genoemde boek De regale abdij'. In datzelfde jaar verscheen er een artikel in het Handelsblad van de hand van de hoofdredacteur, Charles de Boissevain, met als titel Prijst de roem uwer graven van Y Hollandschen huis'. Hierin pleitte hij voor het oprichten van een monument ter nagedachtenis aan de graven en hun grafsteden te Egmond. Geestgronden, 17 (2010), nr. 4 115

Tijdschriften Regionaal Archief Alkmaar

Geestgronden - Egmonden | 2010 | | pagina 11