nu is het fout". Zij keek om de hoek en vroeg: "Oe zit, V, kom je nag eres tójs ofblaifjai ier weêhne?", waarop het vrouwtje zei: Doet iet zo leêhlik teêhge dat kind maahd, jollie kennen asen alletwee een bordje beton bai ons meêh-eêhte. D]r komt nooit een mens bai ons te gast!" Maar mijn moeder antwoordde, dat zij geen zin had in beton oftewel bruine-bonen-stamp, "nag om bolmoest en afgesproken werd, dat zij mij na de maaltijd zou ophalen. Toen vertrok zij weer. Daarna gingen het vrouwtje en het mannetje om de beurt met het eten aan de gang, er werden aardappelen geschild, ik hoorde bonen rammelen in een pan in de keuken, het ventje ging drie bokkingen villen op een oude krant, zijn vrouw ging de keuken in om 'T spek op te zette', dat rook heerlijk, vermengd met de onmiskenbare geur van peêhteroóhlielichies Toen de visserman naar het minime tuintje was gegaan om het bokkingafval op de miste gooien en een emmer water uit de regenwaterbak te halen, pakte het vrouwtje opeens mijn hand en zei zachtjes: "Mekind, we vinden Y prachtig datje bai ons ben, oor, want we bennen ook altaid maar mit z'n tweetjes en je mag zolang blaiven als je maar wil, maar je mot wel om denke: blaift iet tot Y nacht is, want as Y donker eworen is, den woordt Y ier eêhl aars. Ik begreep niet, wat het vrouwtje daarmee wilde zeggen. Maar als het avond zou zijn geworden, zou mijn moeder mij allang hebben opgehaald en anders zou de suppoost mij wel met sluitingstijd uit het museum hebben gezet. Ik had eigenlijk gerekend op een armeluis-bonenstamp met slechte aardappelen, weinig bonen en waterige peêhperdoopmaar dat viel best mee. Ik kreeg een "Torensdójn an boöhnestampop mijn bord, het bakje met doopwerd midden in de pan gezet en het was de bedoeling, iedere hap 'beton' daar in te dopen. Daardoor werd het sappiger en zat ik niet "droog te prójme", zo zei het echtpaar. Nou, dat was heerlijk! Na de maaltijd was er toch nog wat over in de pan. Ik zei, toch echt niet meer op te kunnen en het mannetje antwoordde, dat dit ook niet hoefde, maar zij bleken er beiden op gesteld te zijn, dat er na de maaltijd nog een beetje eten over was, "want as Y op is, den is te kort.Zij vonden het genoeglijk, dat ik lekker bij hen gegeten had, "zoks gebeert iet alle dage, datte wai d'r ien te gast ewwe!en dat ik zo'n grote hoeveelheid verorberd had. Kennelijk was er bij dit echtpaar een behoefte aanwezig, om eens een kind te vertroetelen. Geestgronden, 17 (2010), nr. 3 95

Tijdschriften Regionaal Archief Alkmaar

Geestgronden - Egmonden | 2010 | | pagina 27