Achter de kleine ruitjes met de sierlijk gegroepeerde spijltjes ritselden de
bladeren van een witte abeel, die aan de voet van de Torensduin groeide. De
luidruchtige, moderne wereld van 1966 leek in dat kamertje zo ver weg; er
drongen geen geluiden van buiten door, behalve het ritselen van de abeel-
blaadjes en dit kamertje leek het mooiste stukje van het hele museum te zijn,
indrukwekkender dan de roeireddingboot, origineler dan alle voorwerpen in
de vitrines, in dat kamertje kwam het verleden tot léven, alsof je, wanneer je
de treetjes opstapte en daar binnenging, opeens terugging tot rond 1890 en
op die stoel kon ik zo heerlijk wegdromen en mijn vermoeide benen laten
rusten....
Daar zat het Derper echtpaar, de man juist terug van het werk rond de pinken
op het strand, nog met een beetje pijnlijke rug van het bukken, duwen, tillen
en graven, een mannetje met een aardig, open gezicht en pretoogjes, gestoken
in een veel te wijde broek en een blauwe trui, ondanks de vermoeidheid na
het zware werk blij met het jonge bezoek en zijn vrouw, evenals haar man
praatgraag, hartelijk en bereid nog haar laatste beetje 'snaaitjes' aan haar
onverwachte gast te schenken. Zij droeg het onvermijdelijke 'bezójntje' op
het hoofd, bloedkoralen om de hals en leek een dikke laag rokken om de
benen mee te torsen.
Ik moest vooral een glaasje limonade nemen, met een 'kaachie' erbij, ik
kreeg een 'dingetje', wat een beetje op een suikerstroopballetje leek, terwijl
de man en de vrouw koffie dronken en beurtelings vertelden over het werk op
de visserij respectievelijk het huishoudelijk werk. Nadien kwam de stand van
zaken op Egmond aan Zee aan de beurt, de stank van de visdrogerijen ("Je
vind 7 zeêhker iet lekker rójken op Derp, iih? Maar dat oort erbai, oor!") de
krenterigheid van de winkeliers allegaar naipneerzede aanleg van een
telefoonverbinding op de Van Speijktoren "wonderlik, watte de lój vandaag
de dag make kenne"), de oogst van het stukje bouwland in duin ("we ewwe
toch ejfies minder as ofgelope jaar") het afbranden door blikseminslag van
de grote kaap op 19 September 1872 (J was op de verjaardag van Japie-
Japie, ik eb V nag zien gebeere, want ik was op V langd an V werk, inienen een
KLAP en de kaap was allegaar vlammen, alles in de fik!en zo meer.
Bij zulke interessante vertelsels en in zo'n knusse omgeving gaat de tijd
vlugger dan je denkt. Maar opeens hoorde ik de stem van mijn moeder in
het museum, ik hoorde haar vragen: "is die van main ierzo?" en na enig
gemompel van de suppoost, hoorde ik haar voetstappen naderen en dacht:
94 Geestgronden, 17 (2010), nr. 3