Alkmaarsche Courant van Zondag 22 maart 1891
Den 19 's avonds, omstreeks elf uren, brak te Egmond a.d. Hoef een felle brand
uit in den koornmolen van de heer A J. Mulders aldaar. In een oogenblik stond
het geheele pand in lichte laaie. Alhoewel de meeste bewoners zich reeds ter
ruste hadden begeven waren toch spoedig manschappen genoeg bijeen om de
brandspuit naar de plaats des onheils te vervoeren. Al spoedig bleek, dat er
van den molen niets gered kon worden. De brandweer was ijverig in de weer
om de naastbij zijnde percelen te bewaren. Naar men verneemt, was de molen
verzekerd te Amsterdam bij de firma Bekouw Mijns sen.
In het Contact met de Egmonden (in welk jaar en welk nummer heb ik nog
niet kunnen achterhalen - RL) heeft ooit een een artikel over korenmolen De
Hoop gestaan. In dit artikel werd gesuggereerd dat bovenin de molen kinderen
met een olielamp hebben gespeeld. De lamp zou daarbij zijn omgevallen en
vervolgens de molen in lichterlaaie hebben gezet.
De gegevens uit de krant en die van het kadaster stemmen dus volledig
overeen. We kunnen nu reconstrueren dat Adriaan Johannes Mulders eigenaar
van de molen was toen deze op 19 maart 1891 afbrandde. In mei 1891 werd
in het kadaster aangetekend dat de molen niet meer als zodanig bestond.
De molen was verbrand en de restanten gesloopt. Na verwijdering van de
restanten resteerde niets meer dan een kaal erf. In september 1891 wordt dit
alszodanig in het kadaster genoteerd. In 1893 staat in het kadaster vermeld
dat pachter van het erf, Adriaan Johannes Mulders, inmiddels woonachtig
is in Corelille in Belgisch Limburg. De eigenaren zijn dan Jan Marie en Jan
Cornelis Gülcher.
Ontdekking
Van korenmolen De Hoop bestaat voor zover bekend slechts één foto welke
hierbij is afgebeeld (afb. 10). De fotograaf staat op het moment van de
opname op het Hanswijk en kijkt in zuidoostelijke richting. Het witte huis
links staat aan de Schoolstraat, het huis in het midden aan de Julianaweg.
Op deze foto is de molen slechts gedeeltelijk zichtbaar boven de huizen.
Opvallend detail aan de molen is de houten betimmering aan de westzijde.
Het is niet geheel duidelijk waartoe deze diende maar mogelijk was dit
een bescherming tegen de weersinvloeden. Immers, de veelvuldig aan de
kust waaiende (zoute) westenwind en de regen waren schadelijk voor het
metselwerk. Molenkenners hebben jarenlang getwijfeld of de molen van het
type grondzeiler was of misschien een (lage) stellingmolen (noot 1). Sinds
Geestgronden, 17 (2010), nr. 3 87