de Stichting 40-45. In de vaak broeihete glaskoepel steekt Arie de waakvlam
van de gaslamp aan en laat hij de gloeilamp branden. Valt die uit, dan draait
de gaslamp ervoor in de plaats en gaat die op volle sterkte branden. De
bezoekers stellen allemaal dezelfde vragen, maar Arie legt het steeds weer
uit met om de paar zinnen op zijn derps Weet je wel"In 1951 wordt Arie
Blok de baas op de toren Eierland op Texel en woont er naast in een klein
huisje. Neef Piet van Pel, die bij zijn oom en tante logeert, krijgt er elke dag
konijn te eten want het stropen dat is Arie nog niet verleerd.
Jaren vijftig
Pas in de jaren vijftig worden er weer vaste lichtwachters aangesteld. Ab
Roodhart, Piet Ekkenbus en Piet Blok. J.Witters is de baas van 1951 tot 1956.
De belangrijkste gebeurtenis is de stranding van de 'Katingo' en het neerstorten
van het vliegtuig de Willem Bontekoe, beide in 1954. Klaas Diepstra volgt
Witters op. Ab Zwaan (1928) wordt in 1957 aangenomen als 'lichtwachter
D in onregelmatig dienstx'erband' voor f 265,07 per maand en een tientje
vakantiegeld. Een vaste hulpwachter tot 1962 is Jaap Konijn 1930 - 2009). Het
is voor hem enkele jaren een mooie bijverdienste naast zijn werk als timmerman
voor Blaauboer. Ook Arie Prins 1897 - 1982) is hulp-lichtwachter. Arie is eerst
stuurman op een trawler. Als hij uitglijdt over visafval en twee dagen aan boord
blijft liggen met een arm uit de kom, houdt hij daar een slechte arm en hand aan
over. Hij wordt door de overheid verplicht om op de vuurtoren dienst te doen,
wat ook hij met veel inzet doet. Maar in 1962 wordt hij toch liever nachtwaker
op het tentenstrand bij beheerder Job Zwaan.
Piet Wijker en Gerrit Gravemaker hulpliehtwachters
Piet Wijker 1915 - 1993) neemt al waar in de tijd van Arie Blok in 1938. Kort
na de oorlog kan hij een vaste aanstelling krijgen als invalkracht en daarbij
hoort een dienstwoning in de Marinestraat, dus dat is heel aantrekkelijk.
Daarnaast werkt hij in de bouw. Voor hij op wacht gaat in het huisje op duin,
moet hij - net als zijn collega's - op de toren de waakvlam controleren van
de noodverlichting en de gordijnen dicht trekken om het dorp af te schermen
van het licht. In het wachthuisje gaat hij vaak zitten figuurzagen. Pas in 1960,
na 22 dienstjaren, blijkt bij een keuring dat Piet Wijker kleurenblind is voor
rood en groen en aangezien vuurpijlen ook die kleur hebben, kan hij niet
langer torenwachter zijn. Het erge is, dat hij ook zijn dienstwoning moet
verlaten.
Piet kan het goed vinden met Gerrit Gravemaker (1920 - 1979) die in de
jaren zestig hulp-torenwachter wordt. Ze houden elkaar wel eens gezelschap.
106 Geestgronden, 16 (2009), nr. 4