er kwam kookten ze op een petroleumstel. In mijn tijd niet meer, ik ben
direct modern begonnen. Ik kookte op gas, op een tweepits gaststel met
flessen. De was deed ik met een wasbord en een stamper. Mijn eerste was
machine was een Edy. De wasketel moest je vroeger op gas zetten. De
wringer stond er bovenop."
Door een paard getrokken
Cok Braak: "In de molen stond een klein orgeltje voor de muziek. Altijd
vrolijke kermismuziek. Later hebben wij dat ingeruild voor een groter en
mooier orgel.
Een ritje in de molen koste toen nog vijftien cent. We hebben ook wel
gedraaid voor drie of vijf centen. De groten voor een dubbeltje. De mensen
waren arm. De zweefmolen had twaalf kuipjes, daar konden 24 mensen in.
In de draaimolen konden veertig mensen. De draaimolen werd door een
paard getrokken. Dat paard stond aan de binnenkant van de attractie en
hoefde natuurlijk niet hard te lopen, die ging stapvoets. Als de molen liep,
dan ging hij vanzelf. Alleen het aanzetten, dat was even zwaar werk. De
zweefmolen was dezelfde molen, maar dan met een machinemotor erin.
Die molen werd door Cor Beers op het lichtnet aangesloten, die werkte bij
de PEN. Met behulp van klimhaken klom hij in de houten electropaal. We
moesten krachtstroom hebben. Als je dat niet goed deed, dan draaide de
molen de verkeerde kant op. In Limmen hebben wij wel eens gehad dat het
licht in de woonwagen op de straatverlichting werd gezet. Wij hadden dan
stroom als de straatverlichting aanging. Overdag had je niks. Egmond aan
Zee werd pas later op stroom aangesloten, daar draaiden wij met diesels.
Een dieselaggregaat, zwaar hoor."
"Het kermisterrein in Egmond aan den Hoef ligt tegenwoordig aan de
Slotweg. Voor ons te ver, maar ja, je mag nergens anders staan. Vroeger
stonden we in het dorp zelf, aan de Julianaweg. Dat was veel beter. Na de
oorlog kwam de kermis vlak naast ons huis aan de Egmonderstraatweg.
Toen de asielzoekers kwamen mocht de kermis daar niet meer staan.
Wij zijn in 1951 getrouwd. Eerst woonden we in een woonwagen, twaalf
jaar lang, later in deze boerderij die wij kochten van Kunen, die voor ons
hier woonde. Toen heb ik hem laten verbouwen en was het goed. De woon
wagen was een Duitse wagen van een meter of vijf. We hadden één slaap
kamer. Toen mijn vader ermee stopte, nam ik het bedrijf over. Ik heb toen
ook een nieuwe wagen laten bouwen, door Teun Kareis samen met Cor de
16
Geestgronden, 15 (2008), nr. 1