identiteit kon blijken. Het was gekleed in wit jeger hemd en onderbroek, waarover niets dan een blauw kamgaren broek met bretels. Bloote voeten. Alleen aan de voorzijde van zijn hemd stond een Duitsch fabrieksmerk. Door mij werd bedoeld merk van het hemd afgesneden, benevens een stukje stof van de kamgaren broek en jeger onderbroek. Mogelijk konden die voorwerpen dienen als bewijs om de identiteit vast te stellen. Wij vermoe den, dat het lijk van een der opvarenden van het S.S. INSTERBURG moest zijn. Aan de weinige kleeren bleek ons, dat die man in zijn slaap was ver rast, door het zinken van zijn schip of dat hij zich zwemmende van zijn klee ding had ontdaan, om zoo mogelijk het strand te bereiken. Onmiddellijk is de agent der reederij, waartoe de INSTERBURG behoorde, met het geval in kennis gesteld. Het lijk werd door ons gekist (door mijn grootvader Gerrit Blaauboer als timmerman) en in het lijkenhuisje (op de begraafplaats van Egmond aan Zee) geborgen Afb.4 Kapitein Hückel bekijkt, tezamen met burgemeester Eyma, de kledingstukken van de drenke ling Op woensdag, 30 oktober, kwam de voormalige kapitein van het s.s. Insterburg, Martin Hückel uit Hamburg, naar Egmond, om het lijk van de aangespoelde zeeman te identificeren. Toevallig was hij enkele weken daarvoor door de rederij directie overgeplaatst naar een nieuw aangekocht schip. De laatste fatale reis heeft hij juist niet meer meegemaakt. Kapitein Hückel werd op het gemeentehuis ontvangen door burgemeester Eyma. Veldwachter Ten Bruggecate toonde daar de kledingstukken van de drenkeling (afb. 4). Daarna ging men samen naar het lijkenhuis op de 114 Geestgronden, 12 (2005), nr. 4

Tijdschriften Regionaal Archief Alkmaar

Geestgronden - Egmonden | 2005 | | pagina 15