van het geld officieel aangemonsterd op een vaste boot bij een met name
genoemde schipper. Aan deze overeenkomst waren beide partijen gebonden.
Vanaf 1900 ging ook de Duitse haringvisserij een rol spelen. Corn. de
Groot ontving op 15 januari 1900 een brief uit Emden van de Fischerei-
Actien-Gesellschaft ,,Neptun
Mijnheer,
Uit de Vlaard. Courant van 13 dezer vernamen wij dat u voor de verschil
lende reederijen volk aanwerft. Het is u wellicht niet onbekend dat wij hier
te Emden eveneens de haringvisserij met ene vloot van 23 schepen uitoefe
nen. De meeste dezer schepen worden door Hollandsche schippers deels uit
Maassluis en Vlaardingen gevoerd. Het grootste gedeelte der equipage
bekomen wij eveneens uit Holland en wel uit Marken, Zoutkamp en
Terschelling. De verdienste zijn ook grooter dan in Holland. De matrozen
verdienen f 7,20 per week en aan tonnengeld f 0,12 per ton haring die aan
gebracht wordt.
Reken men dus 26 weken teelt ad f7,20 187,20
Eene vangst van 50 last 700 ton ad f 0,12 f 84.-
Totaal f271,20
Eene vangst van 50 last per teelt is toch werkelijk niet te hoos aangeno
men, hè?
Eén last is 14 tonnen haring. Eén ton, ook wel kantje genoemd had een
inhoud van gemiddeld 700 haringen. Per teelt van 50 last haring wordt dan
700 ton maal plusminus 700 haringen ongeveer 50.000 stuks gevangen
en verwerkte haring.
De haring werd na te zijn gekaakt en gezouten laagsgewijs in een ton
gelegd, met de onderkant (de buik) naar boven. Per drie tot vier ton haring
werd één ton zout gebruikt.
Bij de aanduidingen van de Duitse loggers uit Emden stond vermeld, of het
een duwlogger of een donkeyXogger betrof. Op een duwlogger werd de reep
(het zware touw waaraan de netten hingen) met handkracht binnengehaald.
Die werd geleverd door vier spillopers die de spaken van het spil bedienden.
Een donkeyXogger maakte gebruik van een hulpmotor met een stoomlier.
Geestgronden, 10(2003nr. 4
85