De advertenties leidden tot uitgebreide contacten met diverse reders; onder anderen met R. Ommering Azn en P. H. van Abshoven uit Vlaardingen en W. den Duik Jac.zn en Jac. den Duik W.zn in Scheveningen. Afb. 10; Briefhoofd van een schrijven waarin de Vlaardingse reder R. Ommering aan C. de Groot om twee extra matrozen vraagt en hem geld toestuurt De rederijen stelden de heer De Groot als bemiddelaar aan. Hij zorgde voor plaatsing van Egmondse vissers op loggers uit Vlaardingen, Maassluis en Scheveningen. Hij kende de mannen en jongens uit het dorp en was op de hoogte van hun bekwaamheden als visser, zodat voor hem het aantrekken van de juiste mensen niet moeilijk was. Bij de werving werd gezocht naar respectievelijk van lage tot hoge rang: afhouders, reepschieters, jongsten, oudsten en matrozen. Schipper en stuur man werden meestal door de rederij aangewezen. De beloning bestond uit drie onderdelen: 1) de zogeheten fooi, ook wel kledinggeld genoemd; 2) een vast weekloon en 3) een percentage van de besomming (opbrengsten). Deze drie vormden samen, naar evenredigheid van de functie, de verdien sten van een bemanningslid. Het geld voor de fooien werd door de reders toegestuurd aan Corn. De Groot, die de gegadigden persoonlijk uitbetaalde. Die waren na aanname Geestgronden, 10(2003), nr. 4 83

Tijdschriften Regionaal Archief Alkmaar

Geestgronden - Egmonden | 2003 | | pagina 15