Het vierde deel van Jos Hof over grafstenen in de Slotkapel belicht enkele dorps
onderwijzers. (Red.)
J. Hof
BEGRAVEN IN DE SLOTKAPEL (4)
Op de grafkaarten van 1650 en 1800 staan vijf schoolmeesters vermeld, die in
de Slotkapel een graf, al dan niet met zerk, op hun naam hadden staan. In
deze bijdrage besteed ik bovendien aandacht aan een zesde dorpsonderwijzer,
Jacob Krans Sieuwertszoon, aangezien hij de schenker (en mogelijk ook de
maker) is van het fraaie kerkscheepje aan het gewelf ter hoogte van de absis.
Graf C-3 (zie afb. 11) staat volgens de grafkaart van 1650 op naam van
Gerrit Bruyningh. Hij was schoolmeester 'op den Hoef' van 1658 tot 1672.
Hij vertrok naar Purmerend en gaf daar les tot in 1693, het jaar van zijn
overlijden. Mogelijk is hij begraven in het door hem gekochte graf. Of dat
is aan de erven gekomen. Zoon Gerrit was schoolmeester te Egmond aan
Zee, zoon Arent was als zodanig werkzaam in Bergen. Laatstgenoemde had
eveneens twee zoons in het onderwijs: Gerrit. schoolmeester te Bergen, en
Jacob. schoolmeester op den Hoef van 1704 tot 1711."
In de tijd waarin Gerrit Bruyningh leefde en werkte, werd de schoolmeester
door de kerkelijke overheid aangesteld. In zijn geval was dat dus de hervorm
de kerk ter plaatse. Allereerst moest de kandidaat-schoolmeester lid zijn van
de kerk. Ook moest hij een eed afleggen waarin hij beloofde de kinderen op te
voeden in 'het enige ware geloof', dat vanuit overtuiging van enigheid vereist
werd. Toezicht werd gehouden door de plaatselijke kerkenraad, die tenminste
eens per jaar de school bezocht. Bijbehorende functies van de meester waren
koster en voorzanger. Het salaris was matig tot onvoldoende. Om toch een
redelijk inkomen te realiseren, had de dorpsonderwijzer een of meerdere bij
baantjes; bijvoorbeeld collecteur der imposten (onder andere het innen van
gelden die betaald werden voor dopen, trouwen of begraven). Daarnaast was
hij ook nog afslager (belast met het veilen van roerend of onroerend goed,
maar ook van bijvoorbeeld de in Egmond aan Zee aangevoerde vis). Zo kon
hij, mede afhankelijk van het aantal schoolgaande kinderen waarvoor school
geld betaald werd, toch nog op een jaarsalaris komen van zo'n vierhonderd
gulden, een voor 17" eeuwse begrippen redelijk inkomen.
Geestgronden, 9(2002), nr. 2/3
69