stond een vlaggenstok. Kenmerkend voor de Bataafse telegraaf waren de driehoekige houten met doek overspannen wieken, die halverwege aan de mast waren bevestigd. Door middel van deze bollen en de wieken werden de berichten naar de volgende post doorgegeven. De gemiddelde afstand (dat wil zeggen de zichtafstand met kijker) tussen de seinposten die kon worden overbrugd, was 7 kilometer. In 1799 werd door het Uitvoerend Bewind in Den Haag een systeem van seinposten langs de Hollandse en Zeeuwse kust ingericht voor berichten verkeer met optische telegrafen ten behoeve van de kustverdediging. Het waren er in totaal 63: 12 op de Waddeneilanden. 21 aan de Hollandse kust en op de Zuid-Hollandse eilanden, en tenslotte 30 op de Zeeuwse eilanden. De berichtgeving aan Den Haag over vijandelijke troepen- en vlootbe- wegingen langs de kust ging op deze wijze vrij snel. Dit systeem bleef functioneren tot 1801. De telegrafen met toebehoren werden gesloopt en verkocht. Ook in Egmond werd in 1799 een seinwachters- huisje ingericht met een telegraaf. De seinpost stond op het duin waar toen ook een vuurbaken (een van de twee) stond, thans de plaats van de vuurtoren. Per seinpost werden twee sein wachters aangesteld, die betaald werden door het bestuur van de gemeente. In een volgend nummer gaan we in op hun verslag over de oorlogshandelingen en de beschieting van Egmond aan Zee in 1799.Q Afb. 20: De Bataafse telegraaf, met wieken en bollen Dit artikel is gebaseerd op: C.P.P. van Romburgh, Seinmeester Theodorus Pansier en de Hollandse kustbeseining, 1803-1814. Tijdschrift voor Zeegeschiedenis, 10 1991nr.2, p. 151-159. (Met dank aan ErnO Bleeker) Geestgronden4 (1997), nr. 3/4 91

Tijdschriften Regionaal Archief Alkmaar

Geestgronden - Egmonden | 1997 | | pagina 41