met een boerderij ver naar de achtergrond verschoven. Mijn vader had altijd weinig interesse getoond in familieaangelegenheden. Na de dood van mijn grootmoeder was er nog één echte tante, de zuster van mijn vader. Meer dan een enkele opmerking over zijn bezoeken aan oom Gerrit in de Koorstraat te Alkmaar en aan de winkel van tante Sieuwtje in Egmond - beiden reeds lang geleden overleden- kan ik mij niet herinneren. Het bleef bij een vaag vermoeden met daarbij de beelden die ik schetste en die bij de schaarse bezoeken aan Egmond aan den Hoef alleen maar werden beves tigd, maar niet verder ingevuld of uitgediept. Wat later kreeg de familieband wat meer betekenis door een jaarlijkse gel delijke toelage uit een familiestichting en een jaarlijks diner dat daar mee samenhing. Over het hoe en wat hoorde ik verder niets. Eerst werd meestal in den Haag getafeld, later ook wel in Alkmaar, maar over Egmond werd niet gesproken. Na enige tijd stopte dit ritueel weer zonder dat ik veel wij zer was geworden over de herkomst van het geld of over de familie zelf. Daarna volgde voor mij de periode van studie, werk, huwelijk en kinderen, allemaal toekomstgerichte en nieuwe ervaringen, waarbij het verleden mis schien wel een rol speelde, maar niet bewust of herkenbaar. Tijdens mijn historische studie hoorde ik natuurlijk over de belangrijke rol van de abdij van Egmond, terwijl mijn eerste zelfstandige onderzoek de diplomatieke reis van Lamoraal van Egmont naar Spanje betrof, in 1565. De niet zo snuggere generaal meende het groeiend conflict met Philips II via zijn persoonlijk ingrijpen te kunnen oplossen, hetgeen hij drie jaar later zonder het te begrijpen met zijn leven moest bekopen. En wat later hoorde ik via het dagboek van Gijsbert Karei van Hogendorp, geschreven op zijn buiten Adrichem bij Beverwijk, de kanonnen van Engelsen en Russen bulderen in de duinen boven Castricum. Dat vond plaats in de herfst van 1799. Historische feiten die me weinig vertelden over het leven van onbekende familieleden in Egmond. En met onze jonge kinderen gingen we naar het strand om op de terugreis het graf van mijn grootouders in Egmond aan den Hoef te bezoeken en ons te verbazen over de andere graven met de naam Veenhuysen erop. Een sfeervolle historische plek waar blijkbaar voorouders van ons geleefd hadden, maar erg veel meer kon ik hun er op dat moment ook niet over ver tellen. Geestgronden, 4 (1997), nr. 3/4 71

Tijdschriften Regionaal Archief Alkmaar

Geestgronden - Egmonden | 1997 | | pagina 21