'Het beleg voor Alkmaar'
1553. TWEE DORPEN, 'T OOGH GENAAMT, ZYN
VOOR MYN TYD GEWEEST.
1570. HET LAETSTE DOOR DEN VLOED VERNIELT,
WAARVAN MEN LEEST, DAT NEFKENS KERK
EN SCHOOL, DRIE HONDERT HUYSEN STON
DEN.
De eerste plannen waren er al in 1388 geweest, toen her
tog Aelbrecht een dijk liet leggen vanaf Petten langs het
strand noordwaarts in de richting van 't Ooghe; het voor
nemen bestond evenwel ook een dijkje te leggen tussen
't Ooghe en Caense (Keins) aan de Westfriesedijk. Ware
dit gebeurd, dan was de Zijpe in die tijd reeds droogge
legd. Maar de dijk tussen Petten en 't Ooghe bezweek
ook al weer in 1392. Zo moest dus de eerste grote poging
om de Westfriesedijk te ontlasten, als mislukt worden be
schouwd. Plannen voor droogmaking van de Zijpe bleven
ongeveer 160 jaren achterwege. Toen in 1551 een nieuwe
stormvloed via de Zijpe een aanval op de Westfriesedijk
ontketend had, werd reeds het jaar daarop door keizer
Karei V aan de veelzijdige Jan van Schoorl - deze was
priester, schilder en waterbouwkundige - concessie voor
de droogmaking verleend. Hij trok zich evenwel later weer
terug door ondervonden tegenslag in zijn pogingen. Dij
ken werden wel aangelegd, maar tegen de stormen die
in de winter van 1555 op 1556 woedden, bleken zij niet
bestand te zijn. In november 1555 sloeg de zee ettelijke
gaten in het nog verse werk. Ernstig had de Zijpse Zeedijk
het te verduren. Erger nog de Noorder- en Zuiderschinkel-
dijk. Zij braken door en vooral de laatste kwam in droevige
staat van verval te verkeren. Het werd juni 1556 eer de
gaten weer waren gestopt. Krachtens een nieuwe, andere
concessie van 23 mei 1561 was de droogmaking en het
in cultuur brengen van de Zijpe in 1570 nagenoeg geheel
voltooid, doch de vreselijke tweede Allerheiligenvloed van
dat jaar, die het halve Noorderkwartier overstroomde,
deed alles weer verloren gaan. De dijken braken door
en de Zijpe liep weer onder water. Meer dan 100 huizen
sloegen weg. Hun bewoners vonden grotendeels de dood
in de golven. Honderden mensen vluchtten met hun vee
naar de Westfriesedijk. De bewoners van 't Ooghe zoch
ten gedeeltelijk hun toevlucht op de hogere gronden bij
de Jewel.
1570. MYN DYK IS EERST, DAARNA DIE VAN DE ZYP
VERSLONDEN MAAR EENDRACHT, MET GODS
HULP, WEERSTONDEN 'T ZEEGEWELT.
In de 'Geschiedenis van de polder Callantsoog' van dr. ir.
Z.Y. van der Meer (opgenomen in De ingenieur van 21
april 1939) lezen we: "Treurig was het na de Allerheiligen
vloed met Callantsoog gesteld. Van de oostzijde drong
het Zuiderzeewater over de buitengronden benoorden de
Zijpe en door de vernielde Noordschinkeldijk de polder
binnen. Aan de westzijde, waar de duinen in de loop der
jaren sterk waren afgenomen, dreigde het gevaar van de
Noordzee. De duinen waren door de vloed zó verzwakt
dat de eigenaren en ingezetenen niet bij machte waren
om daar de nodige voorzieningen te treffen. Van om
streeks halverwege tussen het dorp en het Dubbelduin
(bewesten Groote Keeten) tot nabij dit Dubbelduin was
de duinregel geheel weggeslagen en was er weinig meer
overgebleven dan een vlak strand, waarover het water
van de Noordzee naar binnen kon stromen. Deze opening
werd het Oogmergat genoemd."
Ook een verklaring van 15 september 1592 door inwoners
van 't Ooghe tegenover notaris Jan Thomasz. te Alkmaar
afgelegd, geeft bijzonderheden over deze onheilsnacht
van 31 oktober op 1 november 1570. Na onder andere ge
zegd te hebben dat zij "van jongs en hare kintbeenen af"
(de oudste is dan 74 jaren) in 't Oogh gewoond hadden,
vervolgden zij "dat alle bezittingen metten vloed Anno
1570 geïnundeert en metten water overvloeijt zijn" zodat
zij "gewecken zijn op een seeckere hoochte den Jewel"
waar zij nu (1592) "haer woninghen met wijf en kinderen
houdende zijn... mestendeels henluyden generende (de
kost verdienende) met visschen in de Noord See."
In 1571 waren de dijken al weer hersteld. Doch... men
leefde in de Tachtigjarige Oorlog. De Spanjaarden waren
na Haarlems val het Noorderkwartier binnengerukt en
sloegen het beleg voor Alkmaar. De Geuzenaanvoerder
Sonoy vreesde dat de vijand West-Friesland zou bin
nendringen en gaf last de Zijpe te inunderen, waardoor -
mede door gedwongen verwaarlozing - de dijken in 1573
"in Desember ontrent Carsmisse daarna" bezweken. De
Zijpe heeft toen weer een lange tijd, 24 jaren, onder water
gestaan. Op 20 september 1596 werd opnieuw een oc
trooi door drooglegging verleend. Deze werd "met grote
inspanning van kracht eindelijk na nieuwe mislukkingen
en tegenspoed voltooid, waardoor de bedijking in 1597
definitief tot stand is gekomen." (Belonje in 'De Zijpe en
Hazepolder').
De Zijpe was weer met Callantsoog verbonden.
1598. WANT ALS DE ZYP, MET MY, SICH HADDE 'T
ZAAM GESTELDT DOOR NOORD EN ZUY-
DERDIJK, DOE IS TOT SEVENHUYSEN, 'T GE
HUCHT DAAR IK NU STA, GEDEKT VOOR 'T WA-
TERBRUYSEN.
1581. HET DERDE DORP GESTIGHT EN DIT KLEYN
TEMPELWERK, MAAR TIEN VOET GROOTER,
DAN HET CHOOR VAN D' OUDE KERK, UYT D'
OVERBLYFSELS VAN DEN SELVEN OP DOEN
BOUWEN.
Een nieuwe stormvloed die van 22 januari 1610, bracht
veel schade toe. De kroniek van Medemblik vertelt er van
dat op die dag een zware stormwind uit het noordwesten
opstak en een stormvloed ontketende als sinds 40 jaren
niet meer het geval was geweest. De Wieringerwaard,
welke men in 1608 was begonnen te bedijken, brak op
verschillende plaatsen in. Men was van mening dat het
water dat met deze storm van januari 1610 over de vlakte
(thans Koegras) was gejaagd, veel schuld daaraan had.
Daarom werd na deze stormvloed in drie maanden tijd
de Zanddijk of Oldebarneveldsdijk gelegd tussen de
(Groote) Keeten en de vaste duinen van Huisduinen. De
kosten bedroegen 279.517,-.