Bij zijn poging in opdracht van Gecommitteerde Raden
orde in de papierwinkel te scheppen, viel notaris Pie-
ter de Leeuw van de ene verbazing in de andere. "Ik
moet u zaken schrijven, die mijn hart en ziel doorsnij
den" schreef hij al op 2 januari. Bij een schuld van 3.200
gulden aan arbeidslonen was er nog maar 152 gulden
in kas. Bovendien had Jan nog 370 gulden tractement
tegoed. De Leeuw schreef: "Ik kan niet begrijpen, hoe
het Gods mogelijk is, dat geen meer geld bij cassa is en
Muller zoo agterlijk zit; het is of in dit huis het geld als
een schim is verdwenen'.'
Op de vergadering van Gecommitteerde Raden van 11
januari kwam de alarmerende brief van baas Kickert ter
sprake waarin het gat in de kas werd gemeld. Gecom
mitteerde Raden besloten bode Langewagen naar Den
Helder te sturen en als inderdaad mocht blijken dat ar
beidslonen onbetaald waren gebleven en de kas leeg
was, door het gerecht van Huisduinen beslag op de boe
del te laten leggen.
Half januari zonden Gecommitteerde Raden hun bode
naar Den Helder om het weinige resterende geld op te
eisen en te zien hoe de stand van zaken was. "In het
voorhuis," zei de bode, "trof ik Mullers schoonmoeder,
die me wilde 'afrechten', maar ik stond er op met de we
duwe zelf te spreken. Die weigerde zich ergens mee in
te laten zonder aanwezigheid van haar broer, advocaat
De Lange."
Ook notaris Pieter de Leeuw, oomzegger van de overle
den opziener, weigerde medewerking, maar met onder
baas Kickert kon de bode het achterstallig schuldenbe
drag op papier zetten. In een 'valiesje' zat wat kleingeld
en in één van Mullers broekzakken nog wat'splintergeld',
totaal een 170 gulden.
Kickert maakte ook een inventaris van alle landsmate-
rialen en gereedschappen in 's Lands Hok op de dijk.
Langewagen nam de papieren, die op het ambt betrek
king hadden, mee en liet voorlopig beslag op de boedel
leggen.
Intussen zat ook advocaat De Lange niet stil. Hij stelde
een nauwkeurige lijst op van alle schulden, aan 's Lands
timmerlieden, aan rijswerkers, aan helmpoters, koper
slager en schilder, voerlui, schippers, de spijkerleveran
cier en anderen, in totaal 3.885 gulden. De schoolmees
ter had 15 gulden te vorderen voor "'t mantjen aan den
toorn" De meester hees op vaste tijden een mand in de
kerktoren, om de dijkwerkers te waarschuwen dat het
schafttijd was of de werkdag beëindigd kon worden.
Bode Langewagen kwam half januari in bijzijn van on
derbaas Kickert de arbeidslonen uitbetalen. Jannetje
de Lange weigerde echter papieren af te geven tenzij
in bijzijn van haar broer, de Alkmaarse advocaat Arend
de Lange.
Reeds op 16 januari had de Hoge Raad van Holland ver
gunning verleend om door de deurwaarder van de Hoge
Raad ten overstaan van twee Helderse schepenen de
goederen van Jan Wonder Muller te inventariseren. Op
21 februari erkende het gerecht van Alkmaar de vorde
ringen van Gecommitteerde Raden en andere schuldei
sers ten laste van de bezittingen van de overledene.
Albert Kickert bleef de Helderse werken als onderbaas
leiden, tot hij in december 1756 een aanstelling als 'op-
perbaas' kreeg. De titel opziener van 's Lands Werken
zou hem echter niet verleend worden.
In maart 1754 beviel Jannetje de Lange van een doch
ter, die op 10 maart - vernoemd naar haar overleden
vader - met de naam Johanna gedoopt werd.
Na afwikkeling van alle zaken vertrok Jannetje de Lange
uit de grote woning. Haar zwager Jan Harge, opziener
van 's Lands Werken op Vlieland en Terschelling, ge
huwd met Marijtje Muller, verhuisde met zijn gezin van
Callantsoog naar Den Helder en betrok de woning.
Handtekening en zegel van Jan Wonder Muller op een brief
aan Gecommitteerde Raden (1 oktober 1749).
Het wapen is afgeleid van het wapen van Bergen NH.
Artikel met toestemming van de auteur overgenomen uit
"Varensgasten en ander volk" J.T. Bremer/H. Schoorl.
45