FT Verder schrijft mijn vader: "Het is hier altijd nogal koud, want het waait hier altijd wel tamelijk hard. Van de zomer was dat wel lekker. Het is een stil badplaatsje; het dorp ligt van de buitenwereld aardig afgesloten. Het eten was in Callantsoog toch beter dan gedacht, want na 3 x daar gegeten te hebben was het tot dan beter dan in Bergen." Schijnbaar waren daar oude kerels gelegerd want ge schreven werd: "Die oude kerels wensen nogal wat hoor; ze zitten hier de hele avond koffie te drinken en pap te eten en dat laatste maken ze zelf. De koffie laat te wen sen over, maar de kuch was goed te eten. ledereen die van de wacht komt kan 's avonds in de cantine een gratis kop koffie krijgen (toen nog schijnbaar kantine met een c geschreven). Over een week ga ik met verlof en mis schien mogen we nu wel over de Afsluitdijk. Op 30 maart moeten we geld beuren; ik ben benieuwd wat we beuren 2,24 of nog 1,09." Verder schrijft hij: "Er zijn hier helemaal geen Friezen, het zijn allemaal Hollanders. Hielkema ligt naast onze Villa in een barak met nog vier jongens van onze ouwe sectie." Op een foto is te zien dat links een Villa Dora in Calantsoog stond.) Briefkaart van 23 april 1940 (verjaardag van mijn vader) "Bij Gouma ben ik nog niet weer geweest. Zondagmor gen kwamen we er langs en toen was er een andere brugwachter, dus zijn we maar doorgefietst. We zijn naar Schagen geweest en hebben op de terugweg bij een ken nis koffie gedronken. Het verlof zal nog wel een weekje duren. Ter ere van de verjaardag een extra wachtje ge draaid, dit omdat de wachten zijn verdubbeld." Briefkaart van 26 april 1940 "Er wordt weer een klein beetje verlof gegeven. Voor ons is dit 2 dagen in de 3 weken. Onvoorziene omstandig heden buitengesloten kom ik zaterdag een week thuis, maar voor die tijd zal Duitsland Zweden wel binnenval len en dan krijgen we hetzelfde weer." Een soort onderschrift: "Vanavond en vannacht heeft het hier zwaar geonweerd; daarbij is nog een grote boerderij afgebrand." 63

Tijdschriften Regionaal Archief Alkmaar

De Clock van Callens-Ooghe | 2011 | | pagina 3