79 Nonne satis Batavo sunt aequora tincta cruore? Nonne satis Batavo sanguine terra rubet? 45) Quo ruitis cives! Tantis invicta periclis, Viribus ipsa suis terra Batava cadet? Quam neque crudeles valuerunt perdere Russi Nota nec elusis Anglia foederibus. An furor insanas rapit ad fera proeiia mentes? 50) An Deus impulsu concitat ipse suo? An scelus? At gelidus vestros tremor occupat artus, Et rea sollicitus continet ora pudor. Eja agite, o cives, ferales ponite rixas, Atque iterum priscus pectora jungat amor! 55) Anglia jam tacitas alit ad nova proeiia vires, Invenit et solitos in tua fata dolos. Eja agite, o cives, muliebres tollite luctus, Sumite et ultrici Martia tela manu! Vos bona caussa monet saevos punire Britannos, 60) Ulcisci patriam vos bona caussa monet. Cernite Kermeriae vastatos, cernite, campos, Undique vesani signa furoris habent. Horrida jam subeant Anglorum crimina menti, Crimina, quae cunctis gentibus horror erunt. 65) Diruit en patriam saevus Gulielmus, ut alter Tarquinius, Belgis ferrea vincla parans. Hoc duce turba ruit, spernens sacra jura, Deumque Numina et impune perpetrat omne scelus. Pellitur a patriis captivus Rusticus arvis, 70) Urit et agrestes flamma inimica casas. Spem domini segetes et pinguia frugibus arva Praedator celeri proterit Anglus equo. Grassatur fervor, celsus ferit aethera clamor, Et Batavus Batavo sanguine fumat ager. 75) In gremio matris mactatus sternitur infans, Prostrato nati cum genitore cadunt. Cum senibus juvenes pereunt, cum couiuge conjux, Spargitur et fratris caesa cruore soror, Queis licet, effugiunt mortem fugiuntque penates, 80) Quoque jubet ratio quove agit error, eunt. Aufugit in gremio lacrymantia pignora mater Exsilii socios exsul et ipsa ferens Et tacitus sponsae sectans vestigia conjux, Dum licet, ad patrios lumina vertit agros. 85) Tot mala, tot justos deposcunt funera questus, Crimina vindictam sed quoque tanta petunt. Flete, jubet pietas justo indulgere dolori, Perque genas lacrymae fluminis instar eant! Hostibus ast meritas sceleratis sumite poenas 90) Et capite ultrici Martia tela manu! Anglia det poenas, iterum Tamesisque Batavum Conspiciat ripis signa superba suis. Omnipotens, justo qui ternerat omnia nutu, Auxiliatrices afferet ipse manus. 95) Improbus ad tempus, spreta virtute, triumphet, Tarda licet, tandem debita poena venit. Ilia dies properat, cunctis metuendaTyrannis, Ilia dies Batavis rite colenda venit: Perfida quo tandem superabitur Anglia, quoque 100) Fracta Caledoniis sceptra videbit aquis. Improbus et scelerum tantorum Pittius auctor Criminibus tantis praemia digna feret. Quis justos neget esse Deos? Effertur in altum Improbus, ut lapso mox graviore ruat. Mense Novembri A° 1799 MDCCXCIX Lib. Bat. V. Zijn de vlakten dan niet genoeg gekleurd door Bataafs bloed? Kleurt de aarde niet genoeg rood van Bataafs levensbloed? 45) Tot wat vervalt ge, burgers! Zal, onoverwonnen door zo grote gevaren, Het Bataafse land zelf vallen door eigen krachten? Dat wat de wrede Russen niet hebben kunnen verwoesten, Noch Engeland, berucht om zijn verbroken verdragen. Drijft soms waanzin de verziekte geesten tot woeste gevechten? 50) Hitst soms de Godheid zelf hen met zijn impuls op? Of euveldaad soms?... Maar een ijzige rilling bevangt uw leden, En angstige schaamte sluit schuldige monden. Kom op dan, o burgers, leg bij uw dodelijke twisten, En moge de liefde van voorheen de harten wederom verbinden! 55) Engeland voedt reeds heimelijke krachten voor nieuwe gevechten, En het denkt zijn gebruikelijke listen uit tot uw onheil. Kom op dan, o burgers, zet opzij het vrouwengeklaag, En neemt de wapenen op met wrekende hand! Een goede reden maant u de woeste Britten te straffen, 60) Het vaderland te wreken maant u, een goede reden. Aanschouwt, aanschouwt de verwoeste velden van Kennemerland, Overal dragen zij de sporen van razende waanzin. Mogen de verschrikkelijke misdaden van de Engelsen u nu voor de geest komen, Misdaden, die voor alle volkeren een schrik zullen zijn. 65) Zie, de woeste Willem sloopt het vaderland, als een andere Tarquinius, Terwijl hij ijzeren banden voor de Belgen gereedmaakt. Onder deze aanvoerder valt de bende aan, heilige rechten En de wil van de Goden verachtend begaat hij ongestraft iedere euveldaad. De gevangen landman wordt verdreven van zijn voorvaderlijke akkers, 70) En een vijandige vlam verbrandt de boerderijen op het veld. De hoop van de eigenaar, graanvelden en akkers rijk aan vruchten, Vertrapt de Engelse rover met zijn snelle paard. De woede raast rond, hoog stijgt het geschreeuw ten hemel, En de Bataafse akker dampt van het Bataafse bloed. 75) Een in de moederschoot vermoord kind wordt op de grond geworpen, Zonen vallen met de neergeworpen vader. Jongelingen komen om met grijsaards, een echtgenoot met de echtge note, De gedode zuster wordt bespat met het bloed van haar broer. Wie maar kan, ontvlucht de dood en vlucht uit zijn huis. 80) En zij gaan, waar het verstand hen leidt of de verrassing hen voert. Een moeder vlucht weg, huilende kinderen op schoot, Deelgenoten in ballingschap die zij, zelf ook een balling, draagt. En de echtgenoot, stil in de sporen van zijn gehuwde volgend, Wendt zolang het nog kan de blik naar de voorvaderlijke akkers. 85) Zoveel kwaad, zoveel begrafenissen vragen om gerechtvaardigde weeklachten, Maar zo grote misdaden vragen ook om wraak. Weent, de plicht beveelt toe te geven aan gerechtvaardigde smart, En laten de tranen, een stroom gelijk, over de wangen gaan! Maar legt ook verdiende straffen op aan de infame vijanden. 90) En neemt de wapenen van Mars in de wrekende hand! Engeland verdient straf, en moge de Theems weer De trotse vlaggen der Bataven op haar oevers ontwaren. De Almachtige, die alles leidt naar zijn rechtvaardige bestel, Zal zelf de ondersteunende troepen brengen. 95) Laat de booswicht tijdelijk triomferen, nadat de deugd is geminacht. Het kan lang duren, maar tenslotte komt de verdiende straf. Die dag haast zich, die door alle tirannen gevreesd moet worden, Die dag komt die door de Bataven passend gevierd moet worden: Wanneer tenslotte het onbetrouwbare Engeland overwonnen zal worden, 100) En het ook de gebroken scepters in de Caledonische wateren zal zien. Pitt, de booswicht en aanstichter van zo grote euveldaden, Zal een passende vergelding voor zo grote misdaden dragen. Wie zou ontkennen dat de Goden rechtvaardig zijn? De booswicht wordt Hoog verheven, opdat hij vervolgens met des te zwaarder val neerstort. In de maand november in het jaar 1799 MDCCXCIX Het vijfde jaar van de Bataafse vrijheid.

Tijdschriften Regionaal Archief Alkmaar

De Clock van Callens-Ooghe | 2011 | | pagina 19