Met uitzondering van de in het plakkaat ge noemde goederen moesten de wrakken en resterende lading worden verbrand. Doodstraf stond op roof uit wrakken en van aangespoeld wrakhout. De waarschuwing aan de kustdor pen van 7 december vond mede zijn afkondi ging in deze scheepsramp. De Staten-Generaal drongen met klem aan om goederen en perso nen in loodsen en lazaretten op Terschelling onder te brengen. In de Statenvergadering van 25 november 1721 kwam opnieuw de noodzaak aan de orde om een lazaret voor ziek scheepsvolk, verdacht van besmettingsgevaar, in te richten en voor lood sen, die met besmette schepen in aanraking waren geweest. Noch Terschelling, noch Wie- ringen bood voldoende isolement. De Admi raliteit te Amsterdam stelde tenslotte voor de Schans op Texel in noodgevallen als lazaret te gebruiken, maar afgevaardigden van Alkmaar en andere steden waren daartegen en vrees den dat daar toch teveel volk kwam. Het vin den van een oplossing werd gedelegeerd aan de Gecommitteerde Raden te Hoorn, maar de zaak bleef slepen tot 1728. Op 8 oktober 1728 kreeg de opziener van 's Lands Werken Pieter Muller, opdracht een plaats te zoeken voor de bouw van een lazaret, dat zó geïsoleerd lag, dat de lokale bevolking er niet mee in aanra king zou kunnen komen. Volgens Pieter Mul ler was de enige daartoe geschikte plaats het Horntje, van Texel gescheiden door een brede slilcbaai. Er stonden op het duin slechts twee haringtrekkersboeten, die alleen in het vissei- zoen werden gebruikt, en aan de kwelder lag slechts de eenzame woning van Jan Platevoets weduwe. Op 17 oktober arriveerde een inspec tiecommissie, die met Muller de situatie ter plaatse bekeek. Quarantaineboet en lazaret Na bespreking van het commissierapport ga ven de Gecommitteerde Raden Muller op 19 oktober opdracht aan de voet van het duin een voorlopige quarantaineboet te plaatsen, in afwachting van de bouw van een groter lazaret iets westelijker in de duinen. Muller moest met weduwe Platevoet een afspraak maken over de leverantie van voedsel en met postschipper Brouwer over het afhalen van suspecte loodsen, die met besmette schepen in aanraking waren geweest. De voorlopige voor ziening zou een houten schuur zijn van 5,70 bij 3,60 meter (19 bij 12 voet), gedekt met riet en stro, voorzien van een schoorsteen, waarin zes kooien getimmerd moesten worden voor loodsen, die door misleiding of onvoorzich tigheid besmette schepen of plaatsen hadden bezocht. Het definitieve lazaret zou 200 meter westelij ker 'in de hoek van de hoge duin op de nol letjes' moeten verrijzen, groot 27,60 bij 7,20 meter (92 x 24 voet), verdeeld in twee gelijke vertrekken, elk met acht kooien en een schoor steen. Aan de zeezijde beschermd door zee en strand, aan de landzijde door een hoog duin, moest het terrein aan weerszijde van het la zaret op een breedte van zes meter met palis saden worden afgesloten. Alleen de weduwe Platevoet, die de gorzen aan de binnenzijde van het Horntje in pacht had en ruim een ki lometer van het lazaret woonde, zou voedsel en drank mogen brengen. Zij zou daarvoor 2 vadem (3,5 a 4 m3 brandhout, 18 ton (4 m3) turf en drie gulden per man krijgen. Zodra een verdacht schip voor het Marsdiep kwam, moest Brouwer het schip boven de wind praaien, de loods overnemen en naar het lazaret brengen. Voor elke zo overgebrach te loods zou hij tien gulden ontvangen. Het schip zou daarna onverwijld weer zee moeten kiezen. Op 7 januari 1729 vond de aanbesteding van het lazaret volgens bestek van Pieter Muller plaats. De aannemer Pieter Roos uit Edam zou het la zaret bouwen voor 3200,-. Eenmaal gereed bleek het lazaret in een behoefte te voldoen. In 1741 werden de kooien een voet breder ge maakt, zodat in noodgevallen twee man per kooi, in totaal 32 man, geborgen kon worden. Maar het Horntje, de oostelijke punt van een grote zandbank - soortgelijk aan de Razende Bol - die aan Texel verheeld en langzaam het zeegat ingeschoven was, had te lijden van ster ke stroomschuring bij lopende eb en van golf slag bij zuidwestenwind als een hoge vloed het smalle strand op liep. Ondanks verdedi ging van duin en strand met rietschuttingen ging de kustafname ter plaatse door en kwam het lazaret in de veertiger jaren van de acht tiende eeuw steeds dichter aan het strand te staan. Op 10 maart 1746 kreeg de Texelse op ziener Matthijs den Berger opdracht een 'secu re plaats' te zoeken, waar een verblijf voor de dokter en de bediende gebouwd zou kunnen worden, met bergplaats voor de victualiën. Een kaart, die Matthijs den Berger op 15 april 1751 tekende, laat zien dat de buitenste palen van de palissade aan de hoogwaterlijn ston den en het lazaret aan open strand lag. Den Berger kreeg op 16 juni 1751 van Gecom- -77.-

Tijdschriften Regionaal Archief Alkmaar

De Clock van Callens-Ooghe | 2010 | | pagina 17