weer schoorvoetend het terrein betraden. Tot de allereersten behoorde Sjoerd Braaksma. Sjoerd Braaksma (1924-1999) was in het dage lijks leven werkzaam bij de afdeling Natuur bescherming van Staatsbosbeheer. Hij was een begenadigd vogelaar en als zodanig op vele fronten actief. Braaksma zou de geschiedenis ingaan als een man met een formidabele ken nis van de Nederlandse broedvogels maar ook van terreinen, tot de meest kleine stukjes na tuur in alle uithoeken van ons land. Tussen 1947 en 1954 verzorgde hij voor 'Ardea' de or nithologische jaarverslagen van broedvogels in Nederland. Daarnaast schreef hij voor 'Ar dea' maar ook voor 'Limosa' en 'De Levende Natuur' artikelen over het voorkomen en de verspreiding van de blauwe reiger, roerdomp, woudaapje, kwartelkoning, kemphaan, wulp, vis- dief en stormmeeuw. Tevens karteerde hij de pleisterplaatsen van de kraanvogel op hun trek- weg over Nederland en beschreef hij het eerste in Nederland gevonden nest van de buidelmees en het eerste broedgeval van de bijeneter. Ge durende vijfentwintig jaar coördineerde hij de landelijke inventarisatie van kerkuilnesten. In die hoedanigheid stroopte hij vele zolders van kerken en boerderijen af om deze soort zo uitgebreid mogelijk in kaart te brengen. Verder heeft hij nog tal van avifaunistische be schrijvingen gepubliceerd over gebieden zoals de Boschplaat op Terschelling, Rottumeroog, Rottumerplaat en het eiland Griend. Samen met anderen zette hij de Avifauna van Noord- Brabant op en was hij adviseur en droeg bij aan de totstandkoming van de Avifauna van Nederland (1971), Vogels in Friesland (1976- 1979), Vogels van Dren the (1982), de Atlas van de Nederlandse broedvogels (1979) en de Atlas van de Nederlandse vogels (1987). Of dit alles nog niet genoeg was ringde hij ook nog vijf enveertig jaar lang vele duizenden vogels. Voor zijn verdiensten mocht hij in 1974 de Gouden Lepelaar van de Nederlandse Vereni ging tot Bescherming van Vogels in ontvangst nemen. Deze ornithologische dui zendpoot bezocht het Zwa- nenwater tijdens het voor jaar en de zomer van 1955 en 1956. Van zijn bezoeken zijn slechts enkele frag mentarische gegevens bewaard gebleven en veel leveren die dan ook niet op. Behoudens dan dat hij er als eerste het voorkomen van de sprinkhaanzanger, grasmus en een simpele soort als winterkoning vaststelde. Verder trof hij er in beide jaren de grote lijster broedend aan en kwam hij er in 1955 tijdens de broedtijd de velduïl enkele keren tegen. Hij veronderstelde dan ook een mogelijk broedgeval. In 1956 meldde hij dan nog dat er dat jaar 256 paren blauwe reigers hebben gebroed. 1957 Is een rustig jaar. Van het vogelfront valt niets te melden. Hetzelfde geldt voor 1958. Behoudens dan dat 1600 paren zilvermeeuwen tot grote ergernis van Rijkswaterstaat twee grote zandverstuivingen hebben veroorzaakt. Wel wordt in deze jaren het Zwanenwater een bron van maatschappelijke discussies. Zo ont stonden er serieuze plannen om er een kam peerterrein in te richten. Een simpele geest in het gemeentebestuur van Callantsoog op perde zelfs om daar dan nog een fraai her tenkamp aan toe te voegen. Door actie van de Vereniging tot Behoud van Natuurmonumen ten in 1959 zijn deze plannen gelukkig nooit verwezenlijkt. In datzelfde jaar, op 7 mei, zag een dan nog jeugdige vogelaar langs de westoever van het Tweede Water zes purperrei gers uit de rietvegetatie opvliegen. Zijn naam is Dick Woets. Hij raakte gefascineerd door de schoonheid en vogelrijkdom van het gebied. In de jaren zestig zou hij zich er volledig gaan toeleggen op het inventariseren van de broed vogels, maar daarover meer in een volgende aflevering. -38.-

Tijdschriften Regionaal Archief Alkmaar

De Clock van Callens-Ooghe | 2010 | | pagina 18