Qtuim^edA. iwLtdm,
Dan van Lunsen
Een historische reeks over vogelaars en vogels in het Zwanenwater
Deel 5b - Periode 1946-1959 - W.Ph.J. Hellebrekers (1895-1982), A. Eriks en
S. Braalcsma (1924-1999)
En zo belanden we in 1955. Voor het Zwanenwater in alle opzichten een opmerkelijk jaar. De verza-
meldrift van Eriks was ten einde. De enige eieren welke nog geraapt werden zijn die van de zilver
meeuw. Maar liefst 1000 paren broedden er in het duin. Dit rapen van zilvermeeuweieren was voor de
N.V. Zwanenwater naast de jacht en de pacht uit visserij nog slechts een van de weinige bronnen van
inkomsten. Andere commerciële activiteiten zoals zoden slaan, ruigte halen, riet scheren en hei snij
den waren reeds gestaakt of zouden in 1956 en 1957 gestaakt worden. Er was dus een nieuwe finan
ciële bron nodig en die werd snel gevonden. Het Zwanenwater werd tegen een geringe betaling voor
het publiek opengesteld. Het trok het eerste jaar direct 4000 bezoekers met alle gevolgen van dien.
Wandelpaden lagen er nog niet en de toe
gangsvoorwaarden werden aan alle kanten
overschreden, omdat het toezicht tekort
schoot. Weliswaar werd jachtopziener Van
Honschooten al vanaf 1950 geassisteerd door
zijn jongste zoon Gerardus (Gerard), maar des
alniettemin hadden vader en zoon Van Hon
schooten de handen vol om deze openstelling
in goede banen te leiden. Bezoekers liepen
kriskras door het terrein en verschaften zich
door het Zwanenwater via het huidige asfalt
pad of andere zelf gekozen routes een toegang
naar de zee. Men hield er een uitgebreide
picknick aan de oevers van het Tweede Wa
ter of in de Zuidduinen ter hoogte van
Sint Maartenszee. Zelfs baande men
zich een weg door de rietvelden en uit
gestrekte wilgenvegetatie om op eigen
houtje de lepelaarkolonie te bezoeken.
In de verste verte was er geen prullen
bak te bekennen en in het hoogseizoen
lag het Zwanenwater dan ook vol met
afval. Door de toename van het toe
risme in Callantsoog nam deze recre
atiedruk in de navolgende jaren alleen
maar toe. Naast deze perikelen met
dagjesmensen hadden de jachtopzie
ners Van Honschooten nog van doen
met Egmonder stropers.
Al op 23 juni 1951 waarschuwde de
Vereniging tot Behoud van Natuurmo
numenten middels een brief de N.V.
Zwanenwater voor de komst van een
beruchte vogelhandelaar en eieren-
rover die het naar alle waarschijnlijk
heid op de lepelaars had voorzien.
Tot 1955 bleef het rustig maar in het
jaar van de openstelling zagen een
paar zeer beruchte stropers uit Egmond toch
kans om jonge lepelaars van hun nest af te
roven. Hoewel zij deels in hun actie slaagden
had dit gelukkig geen ernstige verstoring van
de kolonie tot gevolg.
Ook zagen de Van Honschootens zich in 1955
geconfronteerd met een merkwaardige ziekte
die de konijnenpopulatie tot vrijwel nihil de
cimeerde. Voor het eerst werd er myxomatose
in het Zwanenwater vastgesteld.
Gelukkig was het niet alleen maar kommer en
lcwel in 1955. De openstelling voor het publiek
droeg er ook toe bij dat de eerste vogelaars
-37.-