vwUdwi Qen/Lmpetd Een historisch reeks over vogelaars en vogels in het Zwanenwater Deel 4a - J. P. Strijbos, periode 1930-1945 Dan van Lunsen 1930 was een bijzonder jaar voor vogelend Nederland. In juni vond in Amsterdam het 7e Internatio nale Ornithologische Congres plaats waarbij vele prominente vogelaars uit binnen- en buitenland aanwezig waren. Hoogtepunt van dit congres was een excursie naar het Zwanenwater. En zo stond dus op de ochtend van de 5e juni een bonte verzameling van nationale en internationale vogelaars bij jachtopziener Van Honschooten voor de deur. Als gastheer fungeerde jonkheer Van de Poll, de eigenaar van het Zwanenwater. Strijbos diende als gids en verslaglegger en jachtopziener Van Hon schooten mocht zich die ochtend een breuk punteren. Foto: Cor Klaver "Het was die dag mooi, warm en zonnig zo merweer. De vele Engelschen waren opgeto gen bij het gadeslaan van dit vogelparadijs en de vaderlanders, die dit oord alleen maar van hooren zeggen kenden, stellig niet minder," aldus Strijbos. Jonkheer Van de Poll stond er op dat alle aanwezigen de lepelaars van zeer nabij zouden zien en liet jachtopziener Van Honschooten bij toerbeurt groepjes van vier tot vijf personen naar de broedplaats punte ren. Op het meer dreven futen en daarboven vlogen zwarte sterns en krijsende kokmeeuwen rond. In de rietvegetatie trof men rietzangers, kleine karekieten en rietgorzen. Ook de snor werd een paar maal gehoord. Een diep in de wilgen wildernis doorgedrongen Zweedse ornitho loog vond daar per toeval een nest met eieren van de torenvalk. In die zelfde wildernis, maar dan bij 'de brug' zaten jonge blauwe reigers op hun witbekalkte nesten. Ze werden nog steeds door Van Honschooten bijgehouden maar omdat het gros van de nesten onbereikbaar was werden er jaarlijks nog vele jongen groot gebracht. Meer aan de zeekant, in de droge helmduinen, huisden zilvermeeuwen. Daar trof fen de aanwezigen ook enkele van de "kleine zeemeeuwen" (stormmeeuw) waarvan er dat jaar een paar dozijn broedde, "een van de grootste Canus-nederzettingen van het land", schreef Strijbos daarover in zijn verslag. Ook de grau we kiekendief werd waargenomen en zijn gro tere neef de bruine kiekendief ontbrak eveneens niet. -47.-

Tijdschriften Regionaal Archief Alkmaar

De Clock van Callens-Ooghe | 2009 | | pagina 7