M familie Ettema, dat jarenlang kwam. In het begin waren er zes kinderen en toen ze voor de laatste keer kwamen hadden ze er elf! Ik ken al hun namen nog. Het gezin kwam uit Amsterdam. De ouders runden een kruide nierswinkel. Het hele spul huisde in de kamer en binnenkamer, sliep in twee bedsteden en steevast stond er een wieg. Van een derde bed stee was een keukentje gemaakt. Met badgastentijd woonden wij op 't staltje. Er was een houten beun gemaakt met twee treetjes zodat je op de koegang kwam, die uit de korte en lange gang bestond. Aan het eind van de korte had moeder een keuken gefabri ceerd van lege sinaasappelkistjes. Atie en ik sliepen in een tweepersoonsbed, ook op de koegang. Waar de slaapruimte van mijn ouders was zou ik niet meer weten. Op een keer hadden ze nieuwe meubels ge kocht, ze waren er de eerste jaren heel zuinig op. Als we weer voor woonden in de winter, werden ze op zolder gezet zodat ze niet te veel sleten." Hooien. Vader Gert en Keesje Kroon Naar school "Vanaf mijn zesde jaar ging ik lopend naar school (twee lokalen) in Groet, vlak bij het kerkje gelegen. Eerst zat ik drie jaar bij juf Arpeau in de klas. De volgende drie jaar bij meester Band. Vier jaar later kwam Atie ook op school. Wij kinderen gingen nog al eens naar het Zandduin te spelen. We hadden ook een jeugdclub en verzonnen leuke dingen. De leden waren kinderen van school. Cor en Louise Olie maakten er ook deel van uit. Zij waren evacués uit Den Helder. Cor was een echte komediant en droeg een hoge hoed als we voorstellingen gaven. Hij was de aankon diger en zong graag het lied 'Jantje had een hobbelpaard...' Cees Hoogvorst noemde zich de voorzitter. De kostuums maakten we zelf, zoals kragen en rokjes van crêpepapier. De optredens vonden plaats in de zwarte schuur bij ons op het erf. Entree kostte welgeteld één cent. Het publiek bestond uit andere kinderen en ouders. Ons gezelschap heette Klein maar Dapper." Grootouders "Opa Jaap Mooij en opoe Maartje Mooij-van de Berg woonden op De Blokshoeve, een pacht- boerderij aan de Abbestederweg op nummer 35 in Callantsoog. En opa Arie en omoe Maartje Eriks-Kant woon den aan de Pettemer Kluft. Als wij bij hen op visite gingen mocht ik boven spelen met een blauw emaillen serviesje. Echt op m'n gemak voelde ik me niet, eigenlijk was ik liever bui ten. Later zijn ze verhuisd naar de Stations straat in Alkmaar. Toen ik een jaar of 17 was en twee dagen in de week per bus naar naai les ging in Alkmaar, bleef ik altijd een nachie over bij opa en omoe Eriks." Op de Blokshoeve "In 1942 stierf opoe Mooij. Ze liet een briefje na met een laatste fv wens: of Gert en Geert, mijn ou ders, op De Blokshoeve konden komen om te boeren. Opa Mooij bleef op het bedrijf en kon dan bij ons inwonen. En aldus ge schiedde. Een hele stap voor ons gezin. Oom Jan Eriks, een broer van vader, nam de boerderij in Hargen over. Met Pinksteren gingen we een daggie te gast bij oom Jan. Va der had het er heel moeilijk mee 'zijn spui tje' terug te zien met op het erf de bloeiende kastanjebomen. In Callantsoog was het een kale boel, geen boom te zien indertijd en al tijd maar waaien. De deur naar de tuin achter het huis klapte vaak hard open en dicht door de wind. Het was niet alleen een veebedrijf, er hoorde ook landbouwgrond bij. Dat waren mijn ouders niet gewend, het bracht extra zor gen met zich mee. Het weer speelde een grote rol: nu eens waren de penen verzopen op de akker, een andere keer waren ze verdroogd. Het verliep allemaal heel moeizaam in het be gin. In die jaren was het heel 'boelig' op de boer derij. Tante Trien, een zus van mijn moeder -58.- r rV'V...

Tijdschriften Regionaal Archief Alkmaar

De Clock van Callens-Ooghe | 2009 | | pagina 18