Varikpartri rit de tijd. k Dymph Molenaar deel 1 - Klaas Wederom op weg naar Bergen, waar ik deze keer de Oude Bergerweg inrijd op zoek naar nummer 13. Daar wonen Klaas Borst en Riet Borst-Eriks. Riet is degene die meldde dat er wat te vertellen valt over vroeger. Met een bakkie koffie en een stapel fotoalbums schuiven we aan tafel. Al bladerende vort in de albums, met plaatjes om van te watertanden, komen de verhalen van toen los. En voor dit artikel de foto's ook! Vader en moeder Borst Klaas herinnert zich niet veel, denkt hij. Maar gaandeweg komt er steeds meer naar boven. Twee weten meer dan één dus wordt ook broer Jan, die in Schagen woont, telefonisch ingeschakeld. "Van mijn ouders weet ik zowat niks. Over veel dingen werd niet gepraat vroeger, dat deed je gewoonweg niet. Ik heb spijt dat ik ook later nooit wat gevraagd heb." Zijn vader was Teun Borst, geboren in Groote Keeten in 1900. Zijn moeder Henderina Maria Prins kwam ter we reld in Medemblik in 1903. Eenmaal getrouwd kwamen ze aan de Callantsogervaart terecht, in het Kaaphuis 'onder duin'. Daar kregen ze eerst Klaas op 2 decem ber 1926; Jan volgde op 22 januari 1929. "Van het Kaaphuis vertrok ken we naar het andere uiteinde van de Callants ogervaart, 't Westeinde. Vader was timmerman en werkte bij het bedrijf van zwager Piet Veter, dat daar gevestigd was. Vader en ome Piet bouwden een dub bel woonhuis en dat werd ons nieuwe adres. Piet was getrouwd met een zus van mijn moeder. Ze hadden twee kinderen. Jan, die later boekhouder werd en vrijgezel bleef. En dochter Gré, zij trouwde op latere leeftijd. Toen mijn moeder een depressieve periode had ging ze naar een herstellingsoord in Hat- tum. Ik logeerde toen aan 't Westeinde bij ome Piet. Na enige jaren gingen we inwonen bij opoe Prins die in 't Zand woonde. Op een gegeven moment ging timmerbedrijf Toes in Groote Keeten failliet en nam mijn vader het bedrijf over. Achteraf begrijp ik nog Ria en Teun - 28 oktober 1923 steeds niet hoe, kennelijk had hij ergens het geld ervoor. Net voor de oorlog verhuisde ons gezin naar Groote Keeten en kwam opoe bij óns inwonen. Er was gelukkig heel veel tim merwerk dus altijd brood op de plank." Tuberculose, schooljaren "Ik zat maar korte tijd op de lagere school in Julianadorp. De meeste jaren in 't Zand en in Callantsoog ook weer heel kort. Want ik raak te besmet met tbc. Mijn inwonende opoe bleek daar drager van te zijn. Daar heb ik het waar schijnlijk van over gekregen. Mijn broer Jan niet, die had er geen last van. Opoe Prins moest met een het huis uit. Ze kwam in Schagen te wonen in een pension tegenover het sta tion. Voor mij was 't eerst thuis kuren, dat schoot niet op. Er werd besloten dat ik naar een sanatorium moest. Maar hoe kwam ik daar? Directeur Krimp van houthandel Schagen had een auto en bood aan mij er heen te brengen. Een verblijf van tien maan den in het Gooisch Kinder ziekenhuis in Blaricum volgde. Er kleven geen slechte herinneringen aan mijn tijd in Blaricum. Ik had geen slapeloze nachten wegens het mis sen van mijn familie. We zagen elkaar heel weinig. Zo'n lange reis! Vervoer was moeilijk en kostbaar. Elke zondag was er bezoekuur. Als vaste bezoeker kwam dan vaak Jonkheer Jan Bolier langs. Om de een of andere reden was hij begaan met de kinderen die er lagen. Hij had altijd dingetjes mee die hij uitdeelde. De ene keer kreeg die wat, de volgende keer een ander kind. Hoe hij daar verzeild geraakt is weet ik niet. Hij was niet getrouwd. Ik heb nog heel lang contact met hem gehouden. -36.-

Tijdschriften Regionaal Archief Alkmaar

De Clock van Callens-Ooghe | 2009 | | pagina 16