duintop de naam 'Spionkop' gegeven, ver
noemd naar een gelijknamige heuvel in Zuid-
Afrilca waar op 23 januari 1900 een groot En
gels leger door een stelletje opstandige boeren
(nazaten van Nederlanders) in de pan was ge
hakt. De 'Spionkop', gelegen aan de Verloren-
dijk halverwege de oostoever van het Tweede
Water, bestaat nog steeds en heet ook nog zo.
De rest van het verhaal laat zich raden. Strij-
bos die tegen een fikse schrobbering opliep,
zijn tent verplaatste naar 'De Rietput' bij St.
Maartenszee en bij volgende bezoeken aan het
Zwanenwater omzichtig en heimelijk te werk
ging om jachtopziener Kos toch maar vooral
niet tegen het lijf te lopen. Overigens kon hij
dat jaar het broeden van kluten en grote sterns
waar het boek van Buelcers gewag van maakte
niet vaststellen. Sterker nog, hij zag er geen
een. Ook de kemphaan, in 1893 volgens H.W. de
Graaf nog broedvogel in de drogere gedeelten
van het moeras was volgens Strijbos in 1908
al als zodanig uit het Zwanenwater verdwe
nen. Dit zelfde gold voor de tureluur. Hoewel
hij deze vogel regelmatig waarnam kreeg hij
nooit enige aanwijzing waaruit bleek dat de
soort er broedvogel zou zijn. Een andere vogel
welke in 1908 al volledig uit het gebied leek te
zijn verdwenen was de grote karekiet. Naar aan
leiding van zijn bezoek op 4 juni 1897 schreef
De Graaf nog dat hij deze soort 'voortdurend'
hoorde en dat zij broedvogel zou zijn. Strijbos
zag of hoorde de grote karekiet er echter nooit.
Wel hoorde hij er vanaf zijn eerste bezoek in
1908 'hoempende' roerdompen en hij nam dan
ook stellig aan dat deze soort er broedde. Ook
zag hij er de roodborsttapuit maar vermoedelijk
betrof het hier slechts doortrekkende exem
plaren.
In de daaropvolgende jaren maakte Strijbos
vrijwel iedere lente meerdere malen zijn kam
pement op in 'De Rietput' midden tussen de
daar nog broedende kuifleeuweriken. Zie hier het
prille ontstaan van Camping 'De Lepelaar'. Van
daaruit verkende hij dan het Zwanenwater.
Bij zijn eerste verkenningstochten in 1908 en
1909 kwam hij er al snel achter dat er nog
slechts sprake was van een kleine kolonie
blauwe reigers. Niet meer de 300 paar waar De
Graaf een decennia daarvoor nog melding van
maakte maar hooguit 50 broedparen. Het ja
renlang rapen van de eieren had zijn tol geëist
en het gros van de blauwe reigers had zijn heil
gezocht in het naburige Kooibos waar tot in
de jaren twintig een aanzienlijke kolonie zou
zitten. In 1910 vond Strijbos twee nesten van
futen aan de zuidkant van het Tweede Water
waarmee voor het eerst deze soort als broed
vogel in het Zwanenwater werd vastgesteld.
Eveneens in 1910 vond hij twee nesten van
bergeenden. Dit lijkt op zich niet zo bijzonder,
immers De Graaf noemde de soort ook al als
broedvogel, maar in een zeker opzicht was het
dit wel. In die jaren waren bergeenden tame
lijk schaars vanwege de toen nog toegestane
jacht op deze vogels. Pas na afschaffing hier
van in 1923 ging de soort in aantal vooruit.
Van de zwarte stern trof hij in 1910 nog slechts
een klein aantal nestelende exemplaren aan
in het uiterste zuiden van het Tweede Water.
Uiteindelijk vond hij daar vijf nesten. In 1913
ontdekte hij twee nesten van stormmeeuwen.
Weinig schokkend zou men denken maar dit
was het allerminst. In 1908 was op de Wad
deneilanden voor het eerst de stormmeeuw als
broedvogel in Nederland vastgesteld. In 1912
broedde de stormmeeuw voor het eerst op het
vasteland. In 1913 voor het eerst dus ook in
het Zwanenwater. Met in dat jaar in heel Ne
derland iets meer dan tien broedparen, toen
nog een uitgesproken zeldzaamheid. In 1919
was het aantal stormmeeuwen in het Zwanen
water opgelopen tot zes broedparen.
Stormmeeuw
(larus canus)
Vanaf zijn eerste bezoek in 1908 stelde Strij
bos jaarlijks één tot twee broedparen van de
bruine kiekendief vast. Dit ondanks het feit dat
deze vogel toen nog stevig werd vervolgd. Van
de grauwe kiekendief vond hij in 1918 een nest
met jongen. In 1919 nam hij van deze soort
vliegvlugge jongen waar welke door de ouder
vogels werden gevoerd. Een enkele maal zag
hij er ook de boomvalk en wat frequenter de to
renvalk, sperwer en blauwe kiekendief. Ook nam
hij in deze jaren sporadisch de havilc waar.
Opmerkelijk als we bedenken dat er voor deze
-13.-