doek werd door de Bussumse kunstschilders W.G.F. Jansen Zoon met verf voorzien van een treffend duingebied. Het was een grote in novatie op het terrein van de tentoonstellings techniek in de Nederlandse musea. Dit alles als eerbetoon aan Eli Heimans. Het panorama zou dan ook de geschiedenis ingaan als 'Hei mans Diorama' en als zodanig werd het op 20 mei 1926 door C. Kerbert (zoöloog, lector en directeur van Artis) ingewijd en officieel aan de Universiteit van Amsterdam overgedragen. Ten behoeve van het diorama en met name de indrukken en het verzamelen van materiaal, moet Steenhuizen welhaast in het Zwanenwa- ter hebben rondgelopen. Veel meer dan een enkele foto van een lepelaar en dan nog van onbekende oorsprong (het Zwanenwater of De Muy?) heb ik echter van hem niet terug kunnen vinden. Door verwaarlozing van de genoemde museumgebouwen tijdens en kort na de Twee de Wereldoor log is veel van zijn materiaal verloren ge gaan. Zo ook het nodige van zijn pre paratiekunst en diorama's. Eentje is er echter in zijn volle gran deur bewaard gebleven. Het Heimans Di orama. Het werd in de periode 1980- 1983 volledig gerestaureerd en is tot op de dag van vandaag in het Zoölogisch Museum te Amsterdam (onderdeel van Artis) nog steeds te bezichtigen. In de zomer van 2006 heb ik dat maar eens gedaan. In de entree is een kleine expositie ingericht bestaande uit materiaal dat vogelfotografen aan het eind van de 19e en het begin van de 20e eeuw met zich mee moesten slepen. Je wordt er al moe van als je er naar kijkt. Het diorama zelf geeft een geweldig beeld van hoe het Zwanenwater er zo'n tach tig jaar geleden uit gezien moet hebben. Het is alsof je op een duintop staat en in westelijke richting over een van beide meren uitkijkt. Nog geen aangeplante loof- en naaldhoutve getatie. Ook geen vergrassing, maar kaal, ruig en ongerept met hier en daar een zandverstui ving. Al met al een goed nagebouwd duinland schap zoals het in haar pure vorm ooit moet hebben bestaan. Rijk gelardeerd met allerlei opgezette vogels welke toen algemeen in een dergelijk landschap voorkwamen. Enige licht effecten suggereren dan nog de zonsopkomst en zonsondergang. Het is zelcer de moeite van een bezoek waard. En hoe verging het Steenhuizen verder in zijn leven? Hij maakte verzameltochten met Jac. P. Thijsse, ontving vele vooraanstaande orni thologen in zijn atelier, stond aan de wieg van de oprichting van de Nederlandsche Ornitho logische Vereniging, was lid van de Club van Nederlandsche Vogellcundigen, stelde twee lijsten samen van in de tuin van Artis in het wild waargenomen vogels en stierf zeventig jaar oud op 21 oktober 1940 te Amsterdam na meer dan veertig jaar vogels te hebben gepre pareerd. Zoals ik al in het begin van dit artikel schreef, heb ben Burdet en Steenhuizen met betrek king tot het Zwanenwater weliswaar een bijzondere na latenschap na gelaten, maar er is toch nau welijks sprake van enige or nithologische gegevens. De heren zullen er slechts een enkele keer ge weest zijn. Er valt dan ook niet veel te vergelij ken met de gegevens van H.W. de Graaf enkele decennia daarvoor en het heden. Echter, in het voorjaar van 1908 werd het Zwanenwater voor de eerste keer bezocht door nog een an dere vogelliefhebber. Hij raakte zo begaan met dit gebied dat hij het zeer frequent, decennia lang en tot op zeer hoge leeftijd zou blijven bezoeken. Te hooi en te gras maakte hij aan tekeningen, schreef vele columns, artikelen, boeken, maakte talloze foto's en diverse films. Met betrekking tot het Zwanenwater in de eer ste helft van de 20e eeuw liet hij ons een schat aan vogelgegevens na. Zijn naam: Jan Pieter Strijbos, maar daarover later meer. Lepelaarsnest Bronnen: K.H. Voous, In de ban van de vogels, Utrecht 1995. Foto: Cor Klaver -59.-

Tijdschriften Regionaal Archief Alkmaar

De Clock van Callens-Ooghe | 2008 | | pagina 19