WeideutoLecv "D& Zukuuc" D& drtmzielderkAr Wim Lastdrager Hij had de molen gebouwd en sindsdien ver troetelt hij de molen als zijn kind. In april 2006 is hij twaalf jaar molenaar. Het bouw werk ziet er nog prachtig uit. In 1997 schonk de familie Lastdrager de witte zeilen en als de molen nu draait is het een plaatje. De honderden voorbijgangers zullen het met het bestuur van onze vereniging eens zijn. Een betere besteding van de paar duizend gulden is nauwelijks denkbaar. En nu het land om de molen een mooi stukje natuur is gewor den, is het doel dat het bestuur wilde bereiken verwezenlijkt. Veel dank is Callantsoog verschuldigd aan Kees en zijn vrouw Bets. Op 23 oktober draait de molen 121/2 jaar. Het bestuur zal daar zeker aandacht aan besteden. Wim Lastdrager Van de mogelijkheid om het oppervlak van de laadbak te vergroten werd vooral bij het hooi en veelvuldig gebruik gemaakt. Maar de houten kar op het erf van de mu seumboerderij is voor andere doeleinden ge bruikt. Let eens op de grote wielen met hun brede ijzeren velgen. De kar met zijn diepe laadbak is gebruikt door Wieringers om op het wad te rijden. De brede velgen zorgden er voor dat de kar niet te diep in het mulle zand zakte. Aan de zijkanten zijn in ieder schot een tweetal uitsparingen gezaagd. Hierin konden drie meter lange balken gelegd worden en daarop een schot. Het oppervlak om bijvoor beeld zeegras te vervoeren was dan aanzien lijk vergroot. Helaas groeit er nauwelijks meer zeegras op het Wieringerwad. Het zeegras werd veel gebruikt om matrassen en kussens op te vullen. Op 23 april 1994 draaide onze molen voor het eerst. Burgemeester Gutker mocht toen de vang los gooien. Glunderend keek op dat moment Kees Zwaan naar de wieken, die langzaam begonnen te draaien. Op het erf van de boerderij Tante Jaantje staat een driewielderkar. Hij lijkt op de karren waarmee de boeren in Noord-Holland mest over het land brachten of het hooi van het land naar de boerderij vervoerden. Foto: Monique de Vries -47.-

Tijdschriften Regionaal Archief Alkmaar

De Clock van Callens-Ooghe | 2006 | | pagina 7