van haar kleine lcoffierantsoentje aangevuld met een hoeveelheid gebrande suiker. Won derlijk genoeg schenen vader en moeder te ge nieten van hun kopje koffie dat van het zwart bruine brouwseltje werd gemaakt. Tropische artikelen, zoals pinda's, bananen en kokosnoten zag je nergens meer in de win kels; alleen sinaasappelen waren soms nog verkrijgbaar. Warme kleren werden ook schaars, daarom zaten Annie en Iet elk beschikbaar uur te spin nen. Wol die direct van de schapen kwam was nog wel te bemachtigen. Die vettige en vies ruikende wol moest eerst met speciale bor stels worden uitgepluisd vóór het gesponnen kon worden. De meeste wol bleef na het spin nen in een enkele streng, maar kledingstuk ken die daarvan gebreid werden zagen er niet zo verfijnd uit als die gemaakt van getwijnde wol. Maar het spinnen van wol die getwijnd kon worden nam veel meer tijd in beslag en werd daarom weinig gedaan. Mijn zusters haspelden de wol na het spinnen en dan werd het gewassen en soms geverfd. Mijn enige bijdrage was het ophouden van de gehaspelde wol terwijl één van m'n zusters het op een kluwen wond. Daarna werden er kledingstukken van de wol gebreid, zoals trui en, sokken, mutsen en wanten een taak die moeder hoofdzakelijk volbracht. Schoeisel werd ook steeds schaarser. Klompen waren nog wel verkrijgbaar, maar ze waren duur en vaak van slechte kwaliteit. Daarom probeerden we onze klompen zo lang moge lijk te behouden door stukjes leer of fietsen- band onder de zolen te spijkeren. Ook werden ze wel eens gecarbolineerd om verrotting te voorkomen. Geleidelijk werd de beschikbaarheid van elektriciteit beperkt tot maar enkele uren per dag duizenden mensen werden hier door getroffen. Maar omdat wij geen elektri citeitsaansluiting hadden deerde ons de beperking niet. Wij waren op petroleum aan gewezen voor verlichting en het koken, maar het duurde niet lang voordat ook die brandstof schaars werd. Ter vervanging van petroleum gingen we carbid voor verlichting gebruiken. Carbid produceert brandbaar gas wanneer het met water in aanraking komt, hetgeen uitste kend licht geeft. Helaas veroorzaakten carbid lampen vaak een ondraaglijke stank wanneer overtollig gas uit de lamp ontsnapte. Tijdens de oorlog bleef carbid gelukkig verkrijgbaar. Toen de petroleumbron was opgedroogd werd het koken in hoofdzaak op de kachel en het fornuis gedaan. Veel mensen die aan elektriciteit waren ge wend gingen hun eigen stroom opwekken met wind-generatoren. Windcharters, vaak zelfge maakt van autogeneratoren en propellers, ver schenen overal op de daken van huizen. Over dag laadden deze windcharters accu's op die in de avond het stroomverbruik aanvulden. Zodoende kon men enkele lampjes laten bran den die wat schraal licht gaven. Sommige ener gieke mensen losten het verlichtingsprobleem op door een fiets op blokken in de woonkamer te plaatsen. Dan 'fietsten' de huisgenoten om de beurt, waarbij ze dan met de fietsdynamo voldoende stroom opwekten om er wat licht van te hebben. Het verkrijgen van brandstof voor de kachel en het fornuis was ook een eindeloze strijd. Steenkoolrantsoenen waren onvoldoende en moesten met brandhout worden aangevuld. Vader dacht er niet aan om zijn eigen bomen om te zagen en daarbij zijn kostbare tuin aan de barre westenwind bloot te stellen. Voor ons kwam veel brandhout uit het Kooibos. Het meeste verkregen we op een eerlijke manier door een vrachtje gekapte bomen te kopen. Maar omdat we altijd meer nodig hadden dan werd aangeboden ging ik er af en toe op uit om een boom te stelen. Het leek een beetje op stropen, zodat ik altijd op m'n hoede moest zijn. Maar op een keer had de boswachter me toch te pakken. Hij schold me voor alles en nog wat uit en pakte m'n bijltje af. Moeder was woedend toen ik zonder brandhout en zonder bijl thuis kwam. Ik zal nooit vergeten hoe moeder de boswach ter de volgende dag confronteerde. Ze had ge wacht tot die ouwe koddebeier bij de ingang van het Kooibos uit zijn auto stapte (daar hij met de Duitsers heulde was hij één van de wei nigen die nog een auto kon blijven rijden). Op een draf ging moeder naar hem toe en eiste het in beslag genomen bijltje terug. Er ontstond een levendige woordenwisseling waarbij moe ders uitgebreide repertoire aan scheldwoor den goed van pas kwam. De scheldpartij duur de verscheidene minuten, maar tenslotte gaf de boswachter toe. Triomfantelijk kwam moe der thuis en hield het bewuste bijltje als een trofee in haar hand. -46.-

Tijdschriften Regionaal Archief Alkmaar

De Clock van Callens-Ooghe | 2006 | | pagina 6