In het boetje pakte Arie een kopje. Ze peuter
den het gaatje nog wat meer open en een
straaltje vocht belandde in het kopje. Om
beurten dronken ze. Het smaakte prima. Vro
lijk gingen ze op huis aan.
De volgende morgen waren ze al weer vroeg
in Arie's boetje. Heel toevallig kwam Gert van
de slager ook langs of had hij toch ook wat
gezien? Hij kon ook proeven, ze hadden im
mers genoeg.
Maar Gert was te gulzig, hij werd wat onvast
op zijn benen. Op weg naar huis liep hij
tegen een paar dorpsgenoten op. Gert zei
alleen dat het merakels lekker was. Op hun
vraag waar Gert geweest was, wees hij in de
richting van Arie's huis. Ook die mannen be
keken het vat en proefden. Al gauw ging het
als een lopend vuurtje door het dorp. Bij Arie
was wat te proeven. Het boetje was al gauw te
klein. Wat hadden ze een lol. Arie en Piet
werden alom geprezen.
Op een gegeven moment merkte een van de
mannen op, dat het deksel er maar af moest.
Ze konden dan makkelijker bij de inhoud ko
men. Een zware hamer en een breekijzer
kwamen er aan te pas. Het deksel zat er goed
stevig op. Maar het lukte. Allemaal keken ze
in het vat. Er lag wat in. Arie pakte zijn hark
en trok het voorwerp een stukje omhoog. Van
schrik liet hij zijn hark los, want er hing een
harig geval aan. Een aap.
Hoeveel mannen daarna hun maag omge
keerd hebben, weten we niet precies.
De veldwachter en de dokter kwam het ver
haal van de aap op sterkwater ook ter ore. Ze
smoesden wat samen. De dokter vond het
daarna 't beste dat ze allemaal een injectie
kregen. Hij zei dat zo'n spuitje prima tegen
'apenzielcte' was. De prilc kostte natuurlijk
wel iets.
Arie en Piet scholen zich maar een tijdje in
hun huizen op. Hun dorpsgenoten waren
nogal agressief.
Het verhaal werd door een oude jutter aan boven
genoemde schrijver verteld. Het moet 1922 ge
beurd zijn. Het vat is achter het boetje van Arie
leeggegooid. De aap is daar ook begraven. Het vat
heeft nog jaren dienst gedaan als regenvat. Hoewel
het water er helder uitzag, hebben Arie noch Piet er
ooit van gedronken.
-53.-