Acüj^ Ui/ (Mis Iftlt JuttmlatijKy) Die zou niks zeggen. Hij vroeg alleen of er nog iets op strand was. Arie en Piet zeiden dat het knudde was. Toen liep Gert door. Het was een mooie novemberavond. De maan was aan zijn laatste kwartier bezig. Het was niet echt donker. Vlug liep hij langs de huis jes en de steile helling het strand op. Bovenaan bleef hij staan. Hij tuurde over de zee. Niks te zien, of wacht eens even. Dat zwarte stipje op de top van een golf, wat was dat? Arie liep het strand op en ging naar de plek waarvan hij dacht dat het voorwerp zou aanspoelen. En ja hoor, nog een paar zet jes van een golf en daar kwam het bruine ronde ding het strand op. Arie stond er bijna juichend bij. Het was een vat. Zeker een meter hoog. Wat zou daar in zitten? Optillen was er niet bij. Het vat was loeizwaar. Er kwam ook nog een stuk paal aan. Daarmee wrikte Arie zijn vat een meter of tien het strand op. Met zijn zakmes peuterde hij net zo lang totdat er tussen twee planken een Halverwege schrokken ze. Daar kwam iemand aan. Vlug het vat aan de kant in de bosjes gedrukt. Gelukkig, het was niet de veldwach ter. Aan het geluid van de klompen wisten ze dat het Gert van de sla ger was. gaatje kwam. Daar sijpelde een beetje vocht uit. Zijn vinger eronder en toen in zijn mond. Wat was dat spul lekker! Nog een paar keer proeven. Hij werd er helemaal warm van. Maar hoe kreeg hij dat cadeautje thuis? Hij besloot zijn buurman en neef Piet te roe pen. Gelukkig was die nog niet naar bed. Samen gingen ze met een paar planken en een stuk touw naar het strand. Piet moest ook proeven en beaamde dat het goed spul was. Maar nu moest dat hele geval naar huis. Met grote moeite kregen ze het vat tegen het duin op. Drijfnat van het zweet stonden ze boven op het duin een poosje uit te hijgen. Nu naar beneden. Dat viel ook niet mee. Touwen om het vat en daarmee moesten ze het gevaarte in bedwang houden. Langs het smalle zoge naamde smokkelpaad- je gingen ze achter de huizen langs naar het boetje van Arie. Wim Lastdrager Vinger onder het gaatje en toen in zijn mond. Wat was dat spul lek ker!!! Arie was de hele avond al onrustig. De wind was namelijk gunstig, dus kon er best wel eens wat aanspoelen. Om 9 uur hield hij het niet meer uit. Hij zei tegen zijn vrouw Antje dat ze wel naar bed kon gaan. Hij ging even duin over. Arie haalde zijn ouwe juttersjas uit het boetje en liep De Buurt op. - 52.-

Tijdschriften Regionaal Archief Alkmaar

De Clock van Callens-Ooghe | 2004 | | pagina 12