AaJilèj dijken (Noords- ew Zuids'Sckmkel
TWEEDE HELFT 16de EEUW
Uit de administratie blijkt, dat in het alge
meen de 'aannemers' geen kapitaalkrachtige
lieden waren, maar tot de kleine boerenstand
of zelfs bezitlozen behoorden. Zij werkten
met verwanten en knechten, soms als samen
werkende ploeg uit dezelfde plaats afkom
stig. De 'aannemer' was dan slechts de woord
voerder. Sommige aannemers werkten met
tijdelijk aangeworven krachten. Deze lieden
konden nauwelijks enige tegenslag verwer
ken en moesten doorgaans voorschotten
opnemen om knechten of ploegmakkers te
kunnen betalen. Na tegenslag, zoals bijvoor
beeld stormschade of verstuiving lieten zulke
'aannemers' het werk in de steek. Dan moest
er opnieuw aanbesteed worden. Terugvor
dering van het voorgeschoten bedrag bleek
slechts bij uitzondering mogelijk.
De 'aannemers' kwamen vaak uit de dorpen
in de onmiddellijke omgeving van een aan te
leggen dijk. Schoorl, Groet, Kamperduin,
Warmenhuizen, Sint Maarten, Petten, Scha-
gen en Callantsoog leverden de meeste ar
beidskrachten.
Soms konden of wilden de 'aannemers' niet
eerlijk zijn. Bij de aanleg van de Noorder
schinkel verlieten van de acht oorspronkelij
ke 'aannemers' er zes voortijdig het werk.
Twee daarvan waren nauwelijks begonnen en
vier verdwenen na het opnemen van voor
schotten om zoals ze zeiden het werkvolk te
betalen.
De 'aannemers' moesten als het enigszins
kon een paard en wagen hebben. Schoppen
en vorken dienden ze mee te nemen. Ander
materiaal zoals kruiwagens, planken en kar
ren konden van de bedijkingsorganisatie ge
huurd worden. Ook voedsel moest meege
bracht worden.
Dirk van Teylingen, een organisatorisch en
juridisch geschoolde rentmeester, verzorgde
de administratie. Hij deed dat heel nauwkeu
rig. Delen van zijn boekhouding zijn bewaard
gebleven. (Zie 't Oge van Henk Schoorl, blz.122).
Daggelders werden ingezet als de 'aanne
mers' het werk in de steek hadden gelaten. In
de administratie van Dirk van Teylingen wor
den de daggelders of dagloners verdeeld in
slechters en karrers. De slechters verspreid
den het zand dat door de karrers aangevoerd
was. In oktober 1556 werd zowel aan de
Noorder- als aan de Zuiderschinkel 20 stui
vers of één gulden per dag per man en per
paard betaald.
Uit het feit dat een aantal karrers telkens
weer aan de dijken verscheen en telkens be
schikbaar bleek om op bedreigde punten en
kele dagen te worden ingezet, kan men de
gevolgtrekicing maken, dat zij in de directe
omgeving woonden. Het ligt voor de hand
hen op 't Oge en in de randdorpen van de
Zijpe te zoeken. (Callinge op 't Oge was toen
nog niet overstroomd, dat gebeurde in 1570).
Een aantal Callantsogers zullen de werk
zaamheden aan de dijken als een welkome
aanvulling op hun verdiensten als vissers of
als kleine boer gevonden hebben.
Uit de administratie van de Noorderschinkel
blijkt dat er 34 tot 37 mannen uit 't Oge aan
gewerkt hebben. Aan de Zuiderschinkel wa
ren er 39 uit 't Oge aan het werk.
Wim Lastdrager
UD.vj )CC,Q_
Een 'slechter' aan het werk.
Bij de aanleg van deze dijken werd er eerst door erkende landmeters stukken land afgepaald. Zo
ontstonden dijkparken. Vervolgens werden die aanbesteed. 'Aannemers' contracteerden een of
meer dijkpanden. Ze moesten een borg hebben, hoewel als er geen borg aanwezig was, dan ver
strekte de schout van de plaats van herkomst soms een gezegelde verklaring over de financiële
draagkracht van de 'aannemer'.
Gegevens: 't Oge van Henk Schoorl.
- 57. -